Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS
3.3.3 LED's op de PROFIBUS
LED 1 (links) - bedrijfstoestand
module
Signaal
Uit
Groen
Groen knipperend
Rood knipperend
Rood knipperend, dubbel
LED 2 (rechts) - status module
Signaal
Uit
Groen
Groen knipperend
Rood
3.3.4 Doseerbewaking gebruiken
3.4 Installeren
Bus installeren
Stekker en kabel
44
®
Fout bij module: Verliest de pomp de verbinding met de BUS-
module (zodra bijv. de BUS-module wordt verwijderd of om een
andere reden de communicatie tussen BUS-module en pomp is
gestoord), verschijnt het foutsymbool
®
-module
Oorzaak
De module heeft geen voedingsspanning of geen
verbinding.
De module en de master wisselen informatie uit.
De module wordt geïnitialiseerd.
Fout bij het parametreren van de pomp
Fout bij het configureren van de PROFIBUS
Oorzaak
De module is niet geïnitialiseerd.
De module wordt geïnitialiseerd.
De module is geïnitialiseerd en er zijn diagnosemel‐
dingen.
Ernstige uitzonderingsfout
Om de doseerbewaking tijdens PROFIBUS
moet de contrastekker "Doseerbewaking" bezet zijn. De pomp
„beschikbaar" voor het statusbit "Flow". De doseerbe‐
stuurt dan
waking kan via de PROFIBUS
Monitor" resp. „FlowControl" worden in- en uitgeschakeld.
Is de doseerbewaking ingesteld op
bleem bij gamma/ L, GALa alleen een waarschuwing - de gamma/
X, GMXa kan een probleem melden als waarschuwing of als een
fout.
Alle apparaten, die deelnemen aan de bus, moeten in één lijn
worden aangesloten. Er zijn maximaal 32 stations mogelijk
(master, slaves, repeater).
Aan zowel het begin en einde van de bekabeling, moet de bus
worden afgesloten met een afsluitweerstand.
Als PROFIBUS
-kabel afgeschermde, getwiste, twee-aderige
®
(twisted pair) kabels volgens EN 50170 (leidingtype A) gebruiken.
en het symbool
-bedrijf te gebruiken,
®
via de parameter
„Metering
®
„actief" , geeft deze bij een pro‐
.