Het configuratiewachtwoord instellen, wijzigen of wissen
U kunt elke combinatie van maximaal zeven tekens (A–Z, a–z en 0–9)
gebruiken.
Belangrijk
Noteer uw systeemwachtwoord en bewaar de notitie op een veilige
plaats. Als u het wachtwoord kwijtraakt of vergeet, kunt u het alleen
wijzigen of wissen als u de kap van de computer verwijdert en de
jumper voor het wachtwoord op de systeemplaat verzet. Zie "Een
vergeten wachtwoord wissen" op pagina 47 voor meer informatie.
U kunt het systeemwachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen:
1. Start het Configuratieprogramma (zie "Het Configuratieprogramma
starten en gebruiken" op pagina 39).
2. Selecteer in het menu van het Configuratieprogramma de optie
Systeembeveiliging en druk op Enter.
3. Selecteer Systeemwachtwoord en druk op Enter.
4. Als u een systeemwachtwoord wilt wissen, selecteert u
Systeemwachtwoord wissen. Er verschijnt een waarschuwing dat het
systeemwachtwoord, indien ingesteld, wordt gewist. Druk op Enter om
door te gaan. Ga verder bij stap 9.
5. Om het systeemwachtwoord te wijzigen, kiest u Systeemwachtwoord
wijzigen en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
6. Om uw nieuwe wachtwoord in te stellen, typt u het nieuwe
wachtwoord en drukt u op de cursortoets Pijl omlaag (↓).
7. Typ het nieuwe wachtwoord nogmaals.
8. Kies Uit, Aan of Dubbel bij de optie Wachtwoordaanwijzing. Met de
cursortoets Pijl links (←) of Pijl rechts (→) kunt u tussen de selecties
heen en weer gaan.
Opmerking: Als de optie Beheer op afstand is ingeschakeld, is het
niet mogelijk om Aan te kiezen. Kies in dat geval
Dubbel. Als u toch probeert om Aan te kiezen als Beheer
op afstand is ingeschakeld, zal dit automatisch worden
teruggezet op Dubbel.
9. Druk tweemaal op Esc om naar het hoofdmenu van het
Configuratieprogramma terug te keren.
10. Selecteer Instellingen opslaan in het hoofdmenu van het
Configuratieprogramma en druk op Esc. Volg de instructies op het
scherm om het Configuratieprogramma af te sluiten.
Hoofdstuk 4. Configuratieprogramma
45