012
Hebt u recentelijk een apparaat toegevoegd, verwijderd of gewijzigd?
Ja Nee
013
Laat de computer nazien.
014
– Kies in het foutberichtenscherm van de zelftest Doorgaan als u het
Configuratieprogramma wilt oproepen. Kies Configuratieprogramma
afsluiten als u het Configuratieprogramma wilt verlaten.
Om een optie te kiezen, drukt u op de cursortoets Pijl omhoog (↑) of Pijl
omlaag (↓) om de optie te markeren en drukt u vervolgens op Enter. Als
u Doorgaan hebt gekozen, verschijnt het programmamenu van het
Configuratieprogramma op het scherm. U ziet een pijltje naar rechts naast
de menu-opties die niet goed functioneren of die zijn gewijzigd sinds de
laatste keer dat u de computer hebt ingeschakeld. Als er een menu-optie
is gemarkeerd terwijl u weet dat u de optie niet hebt gewijzigd, is er
waarschijnlijk een probleem met die optie. Lees hier verder als u een
wijziging hebt aangebracht. Als u geen wijziging hebt aangebracht, moet
u de computer laten nazien.
Het Configuratieprogramma gebruiken:
1. Kies met de verticale cursortoetsen de menu-optie die is gemarkeerd
(of die u wilt bekijken) en druk op Enter.
2. Er verschijnt nu een menu dat hoort bij de optie die u hebt gekozen.
Met de horizontale cursortoetsen kunt u een waarde kiezen. (Bij elk
menu hoort een Help-scherm. Kies de menu-optie en druk op F1 als
u het Help-scherm van die optie wilt bekijken.)
3. Als u klaar bent met het bekijken en wijzigen van de instellingen
drukt u op Esc om terug te keren naar het hoofdmenu van het
Configuratieprogramma.
4. Kies Instellingen opslaan voordat u het programma afsluit. Als u het
Configuratieprogramma afsluit, wordt het besturingssysteem
automatisch opgestart (tenzij er sprake is van een niet-opgelost
probleem met een voor het opstarten benodigd apparaat).
Hoofdstuk 6. Probleemoplossing
113