3. Kijk waar de batterij zich bevindt. Zie het label met de afbeelding van
de systeemplaat aan de binnenkant van de computer of raadpleeg
"Onderdelen van de systeemplaat" op pagina 68 (desktop) of
"Onderdelen van de systeemplaat" op pagina 83 (tower).
4. Verwijder, indien nodig, adapters die de toegang tot de batterij
verhinderen. Zie "Adapters installeren" op pagina 70 (desktop) of
"Adapters installeren" op pagina 84 (tower) voor meer informatie.
5. Verwijder de oude batterij.
6. Installeer de nieuwe batterij.
7. Plaats adapters die u verwijderd hebt om toegang te krijgen tot de
batterij weer terug. Zie "Adapters installeren" op pagina 70 (desktop)
of "Adapters installeren" op pagina 84 (tower) voor instructies bij het
vervangen van adapters.
8. Zet de kap terug en sluit het netsnoer weer aan.
Opmerking: Wanneer de computer voor de eerste keer wordt
aangezet nadat de batterij is vervangen, kan er een
foutbericht worden afgebeeld. Dit is normaal na de
vervanging van de batterij.
9. Zet de computer en alle randapparatuur aan.
10. Stel met behulp van het Configuratieprogramma de datum, tijd en
eventuele wachtwoorden in.
11. Laat gebruikte batterijen verwerken als klein chemisch afval.
Hoofdstuk 6. Probleemoplossing
139