Bij stroomuitval blijven de instellingen behouden en de therapie wordt na
herstel van de stroomvoorziening voortgezet.
1.3 Gebruikerskwalificaties
De persoon die het apparaat bedient, wordt in deze gebruiksaanwijzing
aangeduid als gebruiker. Een patiënt daarentegen is de persoon die wordt
behandeld. Voer altijd alle bedieningsstappen overeenkomstig deze
gebruiksaanwijzing uit.
Aanwijzing voor blinde of slechtziende gebruikers
De gebruiksaanwijzing is ook in een elektronische versie beschikbaar op de
website.
1.4 Indicaties
Patiënten met slaapgerelateerde ademstoringen
1.5 Contra-indicaties
De therapieapparaten mogen niet worden gebruikt bij:
ontbrekende spontane ademhaling of acute respiratoire insufficiëntie,
bewusteloosheid, bewustzijnsdaling resp. coma, pneumothorax of
pneumomediastinum, pneumoencephalus of liquorfistel, ernstig hoofd- of
gezichtsletsel, ernstige epistaxis, hoog risico van een barotrauma, verplaatste
ademwegen, onvoldoende hoestvermogen, middenoorontsteking of
trommelvelperforatie, andere acute gevoeligheden, een verhoogde druk in de
bovenste ademwegen.
De therapieapparaten mogen alleen voorzichtig en weloverwogen door de
arts worden gebruikt bij:
acute cardiale decompensatie, acuut hartinfarct, ernstige hartritmestoringen,
ernstige hypotonie in het bijzonder in combinatie met intravasculaire
volumedepletie, ernstige hartinsufficiëntie, dehydratie, acute sinusitis of
ontsteking van de bovenste ademwegen, chronische ontsteking van de
ademwegen of van het middenoor.
prismaCR
Symptomatisch-chronische, systolische hartinsufficiëntie (NYHA 2-4) met een
gereduceerd linksventriculair uitwerpvermogen (LVEF ≤ 45%) en matige tot
zware predominante centrale slaapapneu (AHI ≥ 15/h, CAHI/ AHI ≥ 50% en
CAI ≥ 10/h).
6 | NL
Inleiding