Functiecontrole
8 Functiecontrole
8.1 Termijnen
Voer na elke hygiënische voorbereiding, na elke reparatie, maar minstens om
de 6 maanden een functiecontrole uit.
8.2 Therapieapparaat controleren
Voorwaarde
• De verbinding tussen therapieapparaat en patiënt is verbroken.
• Het therapieapparaat is op de stroomvoorziening aangesloten.
• Het therapieapparaat is in de toestand Stand-by.
1. Therapieapparaat controleren op uitwendige beschadigingen.
Indien beschadigd: Therapieapparaat niet gebruiken.
2. Stekker en kabel controleren op uitwendig zichtbare beschadigingen.
Indien beschadigd: Contact opnemen met de leverancier en het
onderdelen laten vervangen.
3. Componenten controleren op correcte aansluiting op het
therapieapparaat overeenkomstig deze gebruiksaanwijzing.
4. Therapieapparaat inschakelen
inschakelen", pagina
5. Wanneer softSTART actief is: softSTART-toets
af te breken.
6. Opening van het ademmasker afsluiten (bijv. met de knie).
7. Infotoets
8. Weergegeven druk in het display vergelijken met de voorgeschreven druk.
Wanneer de drukafwijking > 1 hPa: therapieapparaat niet gebruiken en
contact opnemen met uw leverancier.
(zie "5.1 Therapieapparaat voor het eerst
23).
indrukken.
indrukken om softSTART
NL | 41