Veiligheid
2.1.11 Transport
Bij een extreem schuine positie van het apparaat kan restwater uit de
ademluchtbevochtiger in het apparaat lopen en dit beschadigen.
Binnendringend vuil tijdens het transport kan het apparaat beschadigen.
Apparaat niet met gevulde ademluchtbevochtiger transporteren of
kantelen.
Apparaat alleen met gemonteerde afdekking transporteren.
Het therapieapparaat bij transport en niet-gebruik in de transporttas
bewaren.
2.1.12 Slangverwarming
De slangverwarming produceert in combinatie met het apparaat een iets
hogere temperatuur bij de opening van de patiëntenaansluiting.
Gebruiksaanwijzing van de slangverwarming in acht nemen.
2.1.13 Elektromagnetische compatibiliteit
Voor het apparaat gelden speciale voorzorgsmaatregelen met betrekking tot
de EMC (elektromagnetische compatibiliteit). Niet-inachtneming kan leiden
tot een reductie van de functie-eigenschappen van het apparaat.
Tussen het apparaat en de apparaten die HF-straling uitzenden (bijv.
mobiele telefoons) moet een afstand van minstens 30 cm worden
aangehouden. Dat geldt ook voor accessoires zoals antennekabels en
externe antennes.
Gebruik het apparaat niet buiten de voor dit apparaat voorgeschreven
EMC-omgeving
gebeurtenissen voor patiënt of gebruiker als gevolg van magnetische
storingen te voorkomen. Gebruik het apparaat niet wanneer de behuizing,
de kabels of andere inrichtingen voor de elektromagnetische afscherming
zijn beschadigd.
Laat het apparaat niet direct naast andere apparaten of in gestapelde vorm
werken. Anders kunnen er storingen ontstaan. Indien de werking direct
naast andere apparaten of in gestapelde vorm nodig is, observeer dan alle
apparaten om er voor te zorgen dat alle apparaten correct werken.
(zie "1.1 Toepassingsdoel", pagina
5), om ongewenste
NL | 11