Belichtingsstand
De belichtingsstand bepaalt hoe de camera de sluitertijd en het
diafragma instelt wanneer de belichting wordt aangepast. Er zijn vier
standen beschikbaar: programma-automatiek (e), sluitertijdvoorkeuze
(f), diafragmavoorkeuze (g) en handmatig (h).
Stand
Programma-
e
automatiek (0 120)
Sluitertijdvoorkeuze
f
(0 122)
Diafragmavoorkeuze
g
(0 123)
h Handmatig (0 125)
Z
A
Objectieftypen
Als u een CPU-objectief gebruikt dat is voorzien van een diafragmaring (0 368),
dient u deze te vergrendelen op het kleinste diafragma (hoogste f/-waarde).
G-type objectieven zijn niet voorzien van een diafragmaring.
Objectieven zonder CPU kunt u alleen gebruiken in de belichtingsstanden g
(diafragmavoorkeuze) en h (handmatig). In andere standen wordt automatisch
de belichtingsstand g geselecteerd als een objectief zonder CPU is bevestigd
(0 366, 369). De aanduiding voor de belichtingsstand (e of f) in het bovenste
lcd-venster knippert en g wordt weergegeven in de zoeker.
118
De camera stelt de sluitertijd en het diafragma in
voor een optimale belichting. Aanbevolen voor
snapshots en situaties waarin er weinig tijd is om
camera-instellingen aan te passen.
De gebruiker kiest de sluitertijd, terwijl de camera
het diafragma selecteert dat de beste belichting
oplevert. Gebruik deze stand om scherp of met
beweging vast te leggen.
De gebruiker kiest het diafragma, terwijl de camera
de sluitertijd selecteert die het beste resultaat
oplevert. Gebruik deze stand als u de achtergrond
van portretten onscherp wilt houden of zowel de
voor- als achtergrond van landschapsopnamen
scherp wilt weergeven.
De gebruiker stelt zowel de sluitertijd als het
diafragma in. Stel de sluitertijd in op "A" voor
lange tijdopnamen.
Beschrijving