Scherpstelstand
U kunt de scherpstelstand selecteren
met de selectieknop voor
scherpstelstand op de voorzijde van de
camera. Er zijn twee standen voor
autofocus (AF), waarin de camera
automatisch scherpstelt wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt, en
één stand voor handmatige
scherpstelling, waarin de scherpstelling handmatig moet worden
aangepast met behulp van de scherpstelring op het objectief:
Optie
S
N
Enkelvoudige
AF
C
Continu-AF
M
Handmatig
(0 99)
Kies enkelvoudige AF voor landschappen en andere niet bewegende
onderwerpen. Continu-AF is de beste keuze voor grillig bewegende
onderwerpen. Handmatige scherpstelling wordt aanbevolen als de
camera niet kan scherpstellen met autofocus.
90
Camera stelt scherp wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt. De scherpstelling wordt vergrendeld wanneer de
scherpstelaanduiding (I) in de zoeker verschijnt en blijft
vergrendeld zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt
(scherpstelvergrendeling). Bij de standaardinstellingen kan de
sluiter alleen worden ontspannen wanneer de
scherpstelaanduiding wordt weergegeven (scherpstelprioriteit).
Camera stelt voortdurend scherp zolang de ontspanknop half
wordt ingedrukt. Als het onderwerp beweegt, gebruikt de camera
anticiperende scherpstelling (0 91) om de uiteindelijke afstand tot
het onderwerp te voorspellen en zo nodig de scherpstelling aan te
passen. Bij de standaardinstellingen kan de sluiter worden
ontspannen ongeacht of het onderwerp scherp is
(ontspanprioriteit).
Camera stelt niet automatisch scherp; de scherpstelling moet
handmatig worden aangepast met de scherpstelring van het
objectief. Als het objectief een maximaal diafragma van f/5,6 of
groter (lagere waarde) heeft, kunt u de scherpstelaanduiding in de
zoeker gebruiken om de scherpstelling te controleren
(elektronische afstandsmeter; 0 100), maar kunt u op elk gewenst
moment een foto maken, ongeacht of de camera heeft
scherpgesteld op het onderwerp.
Selectieknop voor scherpstelstand
Beschrijving