Niet correct ingestelde stooklijnen
worden door de invloed van de
ruimtetemperatuuropnemer K gecorrigeerd,
en dankzij de kleinere factor K functioneert de
regeling stabieler.
Bij alle regelingen met invloed van de
ruimtetemperatuuropnemer moet echter het
volgende in acht worden genomen:
– De ruimtetemperatuuropnemer moet de
ruimtetemperatuur nauwkeurig registreren.
– Door open deuren en ramen wordt het
resultaat zeer sterk beïnvloed.
– De ventielen van het verwarmingselement
in de doorvoerruimte moeten altijd volledig
geopend zijn.
– De temperatuur in de doorvoerruimte
is beslissend voor het gehele
verwarmingscircuit.
Als de ruimtetemperatuur bij het regelcircuit
wordt betrokken, moet de invloed van de
ruimtetemperatuuropnemer op een waarde
van >2 worden ingesteld.
VRIJGAVE 2e WE
25
Verwarmingsmodus met vrijgave 2e WE
Deze instelling kan alleen bij WP-type 2, 4
en 6 met aangesloten voeler-2e WE worden
gekozen. Bij WP-type 1, 3 en 5 is er geen
parameter 2e WE.
Het regelen voor de 2e WE in de
verwarmingsmodus wordt alleen met de
retourvoeler gedaan. Dat betekent dat onder
de bivalenttemperatuur (parameter BIVALENT
VERW), lastafhankelijk, de 2e WE (DHC-stand)
bijgeschakeld wordt.
Instelling 2 VERW BGC:
De 2e WE wordt direct in het
verwarmingscircuit geïntegreerd. Dit
gebeurt door een directe integratie in
het bufferreservoir met een elektrische
verwarmingsstaaf, of door een integratie
in de verwarmingsaanvoer met een
halfvaste ketel. De voeler 2e WE moet aan
de verwarmingsaanvoer van de 2e WE
gekoppeld zijn. De 2e WE start onder de
bivalenttemperatuur (parameter BIVALENT
VERW), lastafhankelijk, als laatste stand in
de cascade. De 2e WE regelt op basis van de
berekende retourtemp. + het verschil tussen
werkelijke -en ingestelde stooklijn (parameter
AFSTAND INSTEL). Pas als de temperatuur
wordt bereikt wordt de 2e WE uitgeschakeld.
Dat betekent dat de 2e WE alleen in bedrijf
kan zijn, ook als de warmtepomp al uit is en
de ingestelde temperatuur voor de 2e WE nog
niet is bereikt.
De inschakelvoorwaarden voor de 2e WE zijn:
– Bivalenttemperatuur onderschreden
– Warmtepomp is met alle standen in bedrijf
– Werkelijke temperatuur van de 2e WE is
< ingestelde retourtemperatuur
Instelling 2 VERW KETEL:
Bij deze instelling is geen vaste-
waarderegeling mogelijk.
Bij deze instelling kan het 2e
verwarmingscircuit (mengcircuit) niet worden
aangestuurd. De mengkraan wordt voor
de 2e WE geïntegreerd. De voeler 2e WE
moet op de ketel worden aangesloten en de
mengkraanvoeler op de verwarmingsaanvoer.
De 2e WE start onder de bivalenttemperatuur
(parameter BIVALENT VERW), lastafhankelijk,
als laatste stand in de cascade.
De mengkraan is tijdens het WP-bedrijf
gesloten. Na het starten van de 2e WE regelt
de mengkraan op basis van de ingestelde
temperatuur mengcircuit als: de temperatuur
op de 2e WE > dan de berekende ingestelde
temperatuur mengcircuit is en de werkelijke
temperatuur mengcircuit < 1 K dan de
ingestelde temperatuur mengcircuit is.
De 2e WE wordt bij het bereiken van de max.
ingestelde keteltemperatuur (parameter
28 GEVR-KETELTEMP) uitgeschakeld. Als
de warmtepomp al uitgeschakeld is, en de
ingestelde temperatuur voor de 2e WE is nog
niet bereikt, kan de 2e WE alleen in bedrijf
zijn.
De inschakelvoorwaarden voor de 2e WE zijn:
– Bivalenttemperatuur is onderschreden
– Warmtepomp is met alle standen in bedrijf
– Ingestelde keteltemperatuur moet met –5 K
onderschreden worden
GRENS VERW
26
Inzetbereik voor de warmtepomp
Bij een buitentemperatuur die onder het
ingestelde onderste inzetbereik voor de
verwarming (parameter 24 GRENS VERW) ligt,
wordt de warmtepomp uitgeschakeld. De 2e
warmtebron is alleen voor de verwarming
verantwoordelijk.
BIVALENT VERW
27
Bivalenttemperatuur van
de warmtepomp voor de
verwarmingsmodus
Onder deze buitentemperatuur wordt
de 2e WE voor de verwarmingsmodus,
lastafhankelijk, bijgeschakeld (zie ook
parameter VRIJGAVE 2e WE).
SPERTIJD 2e WE
28
Deze parameter is alleen instelbaar als
parameter vrijgave 2WE op „in"staat ingesteld
.
Aangezien de warmtepomp tijdens een
spertijd van het nutsbedrijf niet kan reageren
op de verwarmingsvraag, moet het gedrag van
de 2e WE gedurende deze tijd gedefinieerd
worden. Bij de instelling UIT zal de 2e WE
tijdens de spertijd van het nutsbedrijf (ook
boven de bivalenttemperatuur) altijd de
verwarmingsfunctie overnemen.
Mocht de 2e WE voor de verwarming tijdens
spertijden geblokkeerd zijn, dan dient de
betreffende tijd in uren ingevoerd te worden.
AFSTAND INSTEL
29
Deze parameter is alleen instelbaar als
parameter vrijgave 2WE op „in"staat ingesteld
.
Het verschil tussen werkelijke -en ingestelde
stooklijn
Zie onder parameter VRIJGAVE 2e WW;
instelling 2 VERW BGC en instelling 2 VERW
KETEL
GEVR-KETELTEMP
30
Deze parameter is alleen instelbaar als
parameter vrijgave 2WE op „in"staat ingesteld
.
Zie onder parameter VRIJGAVE 2e WW;
instelling 2 VERW KETEL
VRIJGAVE 2e WW
31
Warmwatermodus met vrijgave 2e WE
Deze instelling kan alleen bij WP-type 2, 4 en
6 worden geselecteerd.
Bij WP-type 1, 3 en 5 is er geen parameter
VRIJGAVE 2e WW. Het regelen voor de 2e WE
in de warmwatermodus wordt gerealiseerd
met behulp van de warmwatervoeler. Dat
betekent dat onder de bivalenttemperatuur
(parameter BIVALENT WW) de 2e WE (DHC-
stand) bijgeschakeld wordt.
Voor het in-/uitschakelen van de 2e
warmtebron bij warmwatervraag wordt
in de instelling „ondersteund" naar
de uitgang circulatiepomp geschakeld.
Hierbij ondersteunt onder het bivalentpunt
(parameter BIVALENT WW) de 2e WE de
warmtepomp bij de warmwaterbereiding.
Bij de stand „onafhankelijk"is alleen de
2de warmtebron onafhankelijk van het
bivalentiepunt voor de tapwaterverwarming
verantwoordelijk.. Om de 2de warmtebron in
te schakelen wordt bij warmwatervraag de
uitgang van de circulatiepomp
+ warmwaterlaadpomp geschakeld.
Zodra deze instelling gekozen wordt,
moet de parameter WW-STAPPEN op
„0" worden gezet omdat de warmtepomp
niet meer voor de warmwaterbereiding
verantwoordelijk is.
Bij de stand „alleen" is de 2de warmtebron bij
onderschreiden van het bivalentiepunt alleen
verantwoordelijk voor het tapwater.
Voor het inschakelen van de 2de warmtebron
wordt bij warmwatervraag in deze stand ,de
uitgang „ciculatiepomp" geschakeld.
GRENS WW
32
Inzetbereik voor de warmtepomp
Bij een buitentemperatuur onder het
ingestelde onderste inzetbereik voor de
warmwaterbereiding (parameter GRENS WW),
wordt de warmtepomp uitgeschakeld. De 2e
warmtebron is als enige verantwoordelijk voor
de warmwaterbereiding.
BIVALENT WW
33
Bivalenttemperatuur van de warmte-
pomp voor de warmwatermodus
Zie VRIJGAVE 2e WW
Onder deze buitentemperatuur wordt
de 2e WE voor de warmwaterbereiding,
lastafhankelijk bijgeschakeld (zie ook
parameter VRIJGAVE 2e WW).
27