De regelafwijking (ingestelde temperatuur
mengcircuit – werkelijke temperatuur
mengcircuit) bedraagt 7,5 K. De
mengkraan gaat gedurende 7,5 sec. open,
sluit vervolgens, maakt een pauze van 2,5 sec.
en begint weer opnieuw.
Conclusie: hoe kleiner de regelafwijking, des
te korter de inschakelduur van de mengkraan
en des te langer de pauzeduur. Als bij gelijke
regelafwijking de waarde LOOPT-MENGKL
verkort wordt, dan wordt de inschakelduur
steeds langer en de pauze steeds korter.
Voorbeeld voor de instelling 100 en een
regelafwijking van 5 K
5 K van 10 K = 50 % =
inschakelduur
Instelling 100 =
regelafwijking 10 K
Regelafwijking 5K
Regelafwijking (K)
Ruimte invloed
26
VORSTBEVEIL
21
Om het bevriezen van de
verwarmingsinstallatie te voorkomen,
worden bij het bereiken van de ingestelde
vorstbeveiligingstemperatuur de
verwarmingspompen ingeschakeld. De
terugschakelhysterese bedraagt 1 K.
FE KEUZE
22
Afstandsbediening FE7 voor beide
verwarmingscircuits
Met de parameter FE KEUZE kan geselecteerd
worden voor welk verwarmingscircuit de
afstandsbediening werkzaam moet zijn.
Onder parameter RUIMTETEMP 1 of 2 in het
2e bedieningsniveau kan, afhankelijk van
waarop de afstandsbediening is geselecteerd,
de werkelijke ruimtetemperatuur worden
opgevraagd.
FE-CORRECTIE
23
Met deze parameter kan de gemeten
kamertemperatuur worden gekalibreerd.
RUIMTE INVLOED
24
Voor afstandsbediening FE7
Standaardinstelling 5 in te stellen van —— via
0 tot 20
Streepjes (——) in de weergave:
Bij aangesloten afstandsbediening FE7
heeft de ruimtetemperatuuropnemer als
enige functie het registreren en weergeven
van de werkelijke ruimtetemperatuur.
De voeler heeft geen invloed op de
regeling. Bij de instelling „0 tot 20" kan
de ingestelde ruimtetemperatuur voor het
verwarmingscircuit op de afstandsbediening
FE7 met ± 5 K worden versteld.
De afstandsbediening kan alleen de
actuele verwarmtijd wijzigen, niet de
nachtinstellingstijd.
Tegelijkertijd dient de instelling „0 bis 20"
voor de besturing van de ruimtegeleide
nachtinstelling. Dat betekent dat de
verwarmingscircuitpomp bij de omschakeling
van de verwarmingsfase naar de
nachtverlagingsfase uitgeschakeld wordt. De
pomp blijft uitgeschakeld tot de werkelijke
ruimtetemperatuur onder de ingestelde
ruimtetemperatuur komt. Vervolgens wordt
er, afhankelijk van de buitenomstandigheden,
verder gereguleerd.
Als de ruimtetemperatuur betrokken moet
worden in de regeling, dan moet de invloed
van de ruimtetemperatuuropnemer op een
waarde van ³ 2 worden ingesteld. De invloed
van de ruimtetemperatuuropnemer heeft
hetzelfde effect als de buitenvoeler op de
retourtemperatuur, alleen is het effect met de
ingestelde factor 2 max. 20 keer zo groot.
Retourtemperatuur, afhankelijk van de
ruimtetemperatuur met buitentemperatuur-
invloed
Bij deze regelwijze wordt er een
regelcascade samengesteld uit de
retourtemperatuurregeling die afhankelijk is
van het weer en de ruimtetemperatuur. Dat
wil zeggen dat er door de weersafhankelijke
retourtemperatuurregeling een
voorinstelling van de retourtemperatuur
wordt uitgevoerd, die door de overlappende
ruimtetemperatuurregeling, volgens de
volgende formule wordt gecorrigeerd:
'-
- -
= (-
) * S * K
R
R-act
R-gevr
Aangezien een belangrijk deel van de
regeling al door de weersafhankelijke
regeling is afgewerkt, kan de invloed van
de ruimtetemperatuuropnemer K lager
worden ingesteld dan bij een normale
ruimtetemperatuurregeling (K=20).
De afbeelding geeft de werkwijze weer van de
regeling met factor K=10 (ruimte-invloed) en
een stooklijn S=1,2.
Ruimtetemperatuurregeling met weersinvloed.
Deze regelwijze heeft twee belangrijke
voordelen: