WW-BEDRIJF
34
Warmwatermodus
Met parameter WW-BEDRIJF zijn er
3 verschillende instelmogelijkheden:
de voorrangs-, de parallel- en de
deelvoorrangsmodus.
Voorrangsmodus
WW-aanvoer
WW-retour
Bufferaanvoer
Bufferretour
Bij de voorrangsmodus blijft of wordt alleen
de warmtepomp voor de warmwaterbereiding
ingeschakeld.
Het WW-BEDRIJF krijgt voorrang op
de verwarmingsmodus binnen een
warmtepompcascade. Alleen de WW-
oplaadpomp met bijbehorende warmtepomp
lopen.
Parallelmodus
WW-aanvoer
WW-retour
WW-Vorlauf
WW-Rücklauf
In de parallelmodus blijven alle
warmtepompen ingeschakeld of
de warmtepompen die voor de
warmwaterbereiding zijn geprogrammeerd
worden ingeschakeld. De warmwaterpomp
en de WP-circulatiepomp van de betreffende
warmtepompen lopen.
Bij het bedrijf met één warmtepomp
worden, voor de warmwaterbereiding,
ook altijd de warmwater- en de WP-
circulatiepomp ingeschakeld, ook als er geen
verwarmingsvraag is.
Deelvoorrang
WW-aanvoer
Bij de deelvoorrang blijven alle
warmtepompen ingeschakeld, of de
voor het WW-bedrijf geprogrammeerde
warmtepompen worden met de warmwater-
laadpomp, en de overige warmtepompen
28
met de buffer-laadpomp voor de
verwarmingsmodus ingeschakeld. Deze modus
is alleen zinvol in een cascade.
WW-AUTOMATISCH
35
Automatische warmwatermodus,
afhankelijk van de buitentemperatuur
Het menupunt WW-AUTOMATISCH is in- of
uitgeschakeld.
Bij een WPL met meerdere trappen is de
warmwaterbereiding afhankelijk van de
buitentemperatuur.
De automatische modus geldt voor lucht-/
waterpompen met meerdere trappen.
Bovendien kan de buitentemperatuur
ingesteld worden. Instelbereik: –15 °C tot
+ 30 °C, standaardinstelling 5 °C. Bij meer
dan d 5,1°C wordt er altijd met slechts een
warmtepomptrap warmwater gemaakt.
Bij d 5,0 °C wordt de 1e trap gestart. Na 10
sec. wordt de 2e trap bijgeschakeld enz.
Zodra de automatische warmwatermodus
moet worden gebruikt, dienen alle
warmwatertrappen te worden vrijgegeven.
WW-ECO
36
Leerfunctie warm water
Tijdens de warmwaterbereiding wordt
de warmwatertemperatuur automatisch
aangepast (zelfleereffect). Deze automatisch
Bufferaanvoer
Puffer-Vorlauf
aanpassende warmwatertemperatuur zorgt
Bufferretour
Puffer-Rücklauf
voor de maximale warmwatertemperatuur
die met dit systeem kan worden bereikt.
De uitschakelvoorwaarden voor de
warmtepompen zijn telkens verschillend.
Bij de WP-types 1 en 2 gelden de volgende
uitschakelvoorwaarden:
de maximale aanvoertemperatuur van
het warm water is overschreden of de
heetgasbewaking heeft geschakeld.
Bij de WP-types 3, 4, 5 en 6 gelden de
volgende uitschakelvoorwaarden:
de hogedruksensor heeft geschakeld of de
heetgastemperatuur is overschreden.
Instelling UIT
Zodra tijdens warmwaterwerking
de warmtepomp op basis van de
uitschakelvoorwaarden wordt uitgeschakeld,
wordt de interne 2e warmtegenerator (DHC)
of de externe 2e warmtegenerator voor de
warmwaterbereiding als naverwarmtrap
geactiveerd.
Opgelet: bij de WP-types 2, 4 en 6 moet
de parameter VRIJGAVE 2E WW worden
WW-retour
geactiveerd. Als de parameter niet wordt
Bufferaanvoer
geactiveerd, moet de parameter WW-ECO op
Bufferretour
AAN worden ingesteld.
Bijzonder kenmerk: wanneer de
aanvoertemperatuur bij WP-types 1 en 5
(aanvoertemperatuur van WPM II) en bij
WP-type 3 (aanvoertemperatuur van de IWS)
van 70 °C wordt bereikt, wordt de interne
2e warmtegenerator (DHC) uitgeschakeld en
wordt de warmwaterbereiding beëindigd.
Nu overschrijft de regelaar de nominale
warmwatertemperatuur met de huidige, reële
warmwatertemperatuur.
Instelling AAN
Bij de WP-types 1, 2, 3, 4, 5 en 6 wordt bij
de warmwaterbereiding de warmtepomp
uitgeschakeld via de uitschakelvoorwaarden
en wordt de warmwaterbereiding beëindigd.
Ook hier wordt de nominale
warmwatertemperatuur overschreven met de
huidige, reële warmwatertemperatuur.
WW-TRAPPEN
37
Warmtepomptrappen voor warm water
Hier kan het aantal warmtepomptrappen voor
de warmwaterbereiding worden geselecteerd.
WW-HYSTERESE
38
Hier wordt de schakelhysteresis bij
warmwaterwerking gedefinieerd.
– Inschakelen van de WW-bereiding bij
nominale WW-waarde min hysteresis.
ANTI-LEGIONELL
39
Antilegionellafunctie
Deze instelling kan bij de WP-types 1, 3 en 5
met DHC worden geselecteerd.
Als de parameter is geactiveerd, wordt de
boiler iedere nacht om 01.00 uur opgeladen
naar 60 °C.
Bij WP-types 2, 4 en 6 kan de parameter
bovendien worden geactiveerd zodra de
parameter VRIJGAVE 2E WW op AAN is
ingesteld.
ONTDOOITIJD MIN
40
Minimale ontdooitijd
Instelbare tijd in minuten voor het
ontdooiproces op de IWS. De ingestelde
tijd geldt voor de handmatige of
behoefteafhankelijke ontdooiing.
ONTDOOIEN HAND
41
Handmatig ontdooien
Manueel ontdooien mag enkel worden
gestart als de warmtepomp in bedrijf is. De
ontdooitijd is afhankelijk van de parameter
Ontdooitijd-min. Op het display wordt het
ontdooisignaal weergegeven.
Ontdooifunctie
Ontdooien wordt afhankelijk van de behoefte
gestart door middel van een signaal van
de luchtdrukdoos naar de IWS. Tijdens het
ontdooien wordt het verdamperventilatorrelais
uitgeschakeld en wordt het ontdooirelais
zonder tijdvertraging ingeschakeld.
Tijdens het ontdooien wordt de
verdampertemperatuur bewaakt. Indien
deze temperatuur tijdens het ontdooien
min. 15 seconden onder 10 °C daalt, wordt
de warmtepomp uitgeschakeld en wordt
de stilstandtijd ingeschakeld. De fout
Vorstbescherming wordt met knipperende
gevarendriehoek weergegeven op het display.
Bij WP-type 1 en 5 is er tijdens het
ontdooien een extra bewaking van de
verdampertemperatuur voorzien.
Zodra de temperatuur op de verdamper
onder 15 °C daalt, wordt onafhankelijk van
het bivalentiepunt de 2de WE (DHC-patroon)