Instellingen op de WPMII voor WPF
- Zet koeling op het 3de niveau op AAN
- Zet WPF koelen op AAN
- Zet passief of actief op AAN (de actieve
modus is enkel mogelijk als de nodige
bouwtechnische maatregelen werden
genomen; in de actieve modus wordt
eerst zo lang mogelijk passief gekoeld.
Pas wanneer dit niet volstaat, schakelt de
warmtepomp naar de actieve modus.)
- Met FE 7:
Zet de ventilator op AAN
- Met FEK:
Zet het oppervlak of de
ventilator op AAN
- Met FEK en FE 7: Zet het oppervlak en/of de
ventilator op AAN
- De koelwerking met FE 7 en FEK met de
standaardinstellingen is geactiveerd.
Instellingen op de WPM II voor WPL
- Zet koeling op het 3de niveau op AAN
- Zet WPL koelen op AAN
- Met FE 7:
Zet de ventilator op AAN
- Met FEK:
Zet het oppervlak of de
ventilator op AAN
- Met FEK en FE 7: Zet het oppervlak en/of de
ventilator op AAN
- In cascade: In de parameter Koel-standen
selecteert u hoeveel warmtepompen van
de cascadeschakeling voor de koeling
moeten worden gebruikt. Er kunnen 1-n
warmtepompen worden geselecteerd.
- De koelwerking met FE 7 en FEK met de
standaardinstellingen is geactiveerd.
Standaardinstelling
De instelparameters voor de regeling voor
de koeling zijn:
Nominale
25 °C
kamertemperatuur
Aanvoertemperatuur 15 °C
Hysteresis van de
2 K
aanvoertemperatuur
Dynamiek
Met de parameter Dynamiek kan worden
bepaald hoe snel de bronpompen of de
compressor moeten worden bijgeschakeld
tijdens de koeling.
Dynamiek passieve koeling
(enkel bij cascadeschakeling)
Dynamiek 1: Als de uitgang koelen
ingeschakeld is, worden de bronpompen 1-n
en de bufferlaadpompen 1-n met telkens
een vertraging van 1 minuut één voor één
ingeschakeld
Dynamiek 10: Als de uitgang koelen
ingeschakeld is, worden de bron- en de
bufferlaadpompen 1-n telkens met een
vertraging van 5 minuten één voor één
ingeschakeld. Tussen de waarden 1 en 10
wordt geïnterpoleerd.
Dynamiek actieve koeling
Dynamik 0: Compressor schakelt samen met
de bronpomp in. De waarde dynamiek 0 kan
enkel worden geselecteerd bij actieve koeling
met WPF.
Dynamiek 1: Compressor schakelt in zodra de
bronpomp reeds 10 minuten draait en de actuele
aanvoertemperatuur groter is dan of gelijk aan
de ingestelde nominale aanvoertemperatuur
plus hysteresis en plus 0,5 K (hysteresis van de
dynamiek voor waarde 1).
Dynamiek 10: Compressor schakelt in nadat
de bronpomp reeds 30 minuten draait en
de actuele aanvoertemperatuur groter is
dan of gelijk aan de ingestelde nominale
aanvoertemperatuur plus hysteresis en
plus 2 K (hysteresis van de dynamiek voor
waarde 10). Tussen de waarden 0 en 10 wordt
geïnterpoleerd.
Regelaargedrag passieve koeling
De koelwerking begint van zodra de
reële kamertemperatuur groter is dan de
ingestelde nominale kamertemperatuur.
De verwarmingscircuitpomp en de
uitgang koelen van de regelaar worden
ingeschakeld. De eerste 60 seconden is enkel
de verwarmingscircuitpomp in werking.
Bron- en bufferlaadpomp 1 schakelt in als de
aanvoertemperatuur kleiner is dan de reële
waarde van de nominale aanvoertemperatuur.
In een cascadeschakeling schakelen bron- en
bufferlaadpompen 2-n bij in functie van de
dynamiek van de passieve koeling.
Regelaargedrag actieve koeling WPF
Fase 1: (passieve fase)
De koelwerking begint van zodra de
reële kamertemperatuur groter is dan de
ingestelde nominale kamertemperatuur.
De verwarmingscircuitpomp en de
uitgang koelen van de regelaar worden
ingeschakeld. De eerste 60 seconden is enkel
de verwarmingscircuitpomp in werking.
20 °C - 30 °C
Bron- en bufferlaadpomp 1 schakelt in als de
aanvoertemperatuur kleiner is dan de reële
waarde van de nominale aanvoertemperatuur.
7 °C – 25 °C
In een cascadeschakeling schakelen bron- en
+1 K – +10 K
bufferlaadpompen 2-n bij in functie van de
dynamiek van de passieve koeling.
Fase 2: (actieve fase)
De compressor schakelt in als de
aanvoertemperatuur door de passieve
koeling niet verder kan worden verlaagd. In
een cascadeschakeling schakelt de eerste
compressor in en tegelijk worden de bron- en
bufferboilerlaadpompen 2-n uitgeschakeld. De
bronpomp en de bufferboilerlaadpomp van de
eerste warmtepomp blijven aan. Afhankelijk
van de dynamiek van de actieve koeling
schakelen de compressoren 2-n en de bron-
en bufferlaadpompen 2-n bij als de gewenste
aanvoertemperatuur niet wordt bereikt met de
eerste compressor.
De minimale looptijd van de bronpomp
bedraagt, onafhankelijk van de
aanvoertemperatuur, 5 minuten. Op die
manier is verzekerd dat éénmalig uitsluitend
koel water naar het koelsysteem wordt
gevoerd om een koeleffect te kunnen
realiseren.
Als de aanvoertemperatuur < 15 °C bedraagt,
schakelt de bronpomp overeenkomstig de
standaardinstellingen uit.
Als binnen deze 5 minuten de minimale
looptijd van de tapwateropwarming
wordt gevraagd, wordt onmiddellijk
omgeschakeld van koelingswerking naar
gebruikswateropwarming.
Regelaargedrag actieve koeling WPL
De compressor en het ontdooiventiel
schakelen in als de reële kamertemperatuur
groter is dan de ingestelde nominale
kamertemperatuur.
In een cascadeschakeling schakelt de
eerste compressor in. Afhankelijk van de
dynamiek van de actieve koeling schakelen
de compressoren van de warmtepompen 2-n
in als de gewenste aanvoertemperatuur niet
wordt bereikt met de eerste compressor. Enkel
de warmtepompen die geselecteerd werden
in de parameter Koel-fasen, schakelen in.
Er kan een dynamiek worden geselecteerd
tussen de waarden 1-10.
Koeling en warmwaterbereiding
Als er een warmwateraanvraag of
zwembadaanvraag optreedt, wordt de
koelwerking onderbroken en begint de
bereiding van het warm water of van het
zwembadwater.
23