3 Bediening
3.29 Handrem
Aanwijzing voor de parkeerrem
Bediening handrem
71
A
B
P
afb. 68: Handrem (parkeerrem)
3-50
De remwerking van de parkeerrem wordt elektrisch/hydraulisch via een tuimelschakelaar
71 en door een remklep bij de remschijven in de wielmotoren van de vooras tot stand
gebracht.
De tuimelschakelaar 71 bevindt zich in de schakelaarconsole rechts.
Aanwijzing!
Een startblokkering verhindert dat het voertuig kan wegrijden als de rem
vastgezet is. Het rijwerk is onderbroken!
Aanwijzing!
De dieselmotor kan enkel bij vastgezette rem gestart worden!
Gevaar!
Tijdens het rijden mag de parkeerrem (handrem) enkel in noodgevallen
geactiveerd worden. De remlichten (optie) lichten in dat geval niet op!
Handrem activeren
39
Tuimelschakelaar 71 in stand B drukken
Controlelampje 39 op het instrumentenpaneel brandt
Motor kan gestart worden
Aanwijzing!
Het bedienen van de parkeerrem tijdens het rijden onderbreekt de rijaandrijving,
de rijrichtingsvoorkeuze blijft echter behouden.
• Voor het starten van de dieselmotor de rijaandrijving in de stuurhendel 11 in
Handrem loslaten
Tuimelschakelaar 71 in stand A drukken
Controlelampje 39 op het dashboard dooft
Beveilig het voertuig met wielblokken tegen wegrollen
In het normale bedrijf uitsluitend het rem-inchpedaal als bedrijfsrem
gebruiken
neutrale stand brengen
– zie hoofdst.
Rijrichtingsverandering (vooruit/achteruit) op pagina 3-51
BA 348-01 * 2.0 * 34801b330.fm