3.19 Olie- en brandstofvoorverwarming (Opt)
Ingebruikname olievoorverwarming
A
afb. 58: Stopcontact van het voertuig
Ingebruikname brandstofvoorverwarming
BA 348-01 * 2.0 * 34801b330.fm
Deze inrichtingen dienen als koudestarthulp bij temperaturen onder -5 °C.
Verwarmingselementen met een vermogen van 750 W in het motoroliecarter en in de
tank voor hydraulische olie verwarmen de motorolie en de hydraulische olie volgens
het zwaartekrachtprincipe (warme olie stijgt, koude stroomt na). Een voortdurende
verwarming van de olie tot bedrijfstemperatuur kan alleen worden bereikt, wanneer de
olieverwarmer gedurende langere tijd - bij voorkeur een nacht lang - wordt aangesloten.
Aanwijzing!
Door het gebruik van de olievoorverwarming (optie) wordt de uitstoot van
schadelijke stoffen tijdens de warmloopfase tot 60% verminderd, terwijl
gelijktijdig
brandstof wordt bespaard.
Ga als volgt te werk voor het aansluiten van de olievoorverwarming:
• Voertuig in de buurt van een wandcontactdoos van 220 (110) V zetten
• Speciale kabel eerst aansluiten op het stopcontact van het voertuig A (linksachter),
daarna stekker in de wandcontactdoos van 220 (110) V steken
Voor het starten van de motor:
• Stekker uit de wandcontactdoos trekken
• Speciale kabel uit het stopcontact van het voertuig A trekken
• Motorkap sluiten
De motor starten
De brandstofvoorverwarming verhindert de vorming van paraffinekristallen die bij lage
temperaturen de brandstoffilter verstoppen.
Een verwarmingselement in de brandstofleiding tussen de tank en het brandstofvoorfilter
wordt bij het inschakelen van het contact bij temperaturen onder + 10 °C via een
temperatuurschakelaar automatisch ingeschakeld.
Bediening 3
3-33