2 Veiligheidsvoorschriften
2.6 Onderhoudswerkzaamheden aan de ROPS- en FOPS beschermende opbouwen
Bestuurderscabine, kantelbeugel, beschermrooster
2.7 Aanwijzingen over bijzondere gevaren
Elektrische energie
Gas, stof, stoom, rook
2-12
• Uitricht- en laswerkzaamheden aan de bestuurderscabines, kantelbeugels en
beschermroosters zijn niet toegestaan en deze onderdelen moeten vervangen worden
door originele onderdelen van de fabrikant.
• Er mogen geen boringen en veranderingen aan de ROPS- en FOPS-beschermende
opbouwen worden verricht.
• Het rijden en werken met de wiellader zonder reglementair aangebrachte ROPS- en
FOPS-beschermende opbouwen is niet toegestaan.
• Gebruik alleen originele zekeringen met de voorgeschreven stroomsterkte.
Schakel het voertuig bij storingen aan de elektrische installatie onmiddellijk uit en
verhelp de storing.
• Houd met het voertuig voldoende afstand van bovengrondse elektrische leidingen.
Bij werkzaamheden in de buurt van bovengrondse elektrische leidingen mag de
uitrusting/het hulpwerktuig niet in de buurt van de leidingen komen. Levensgevaar!
Informeer u over de aan te houden veiligheidsafstanden.
• Wanneer het voertuig in aanraking is gekomen met sterkstroomleidingen:
• Verlaat het voertuig niet
• Rij het voertuig uit de gevarenzone
• Waarschuw omstanders niet in de buurt van het voertuig te komen en het niet aan te
raken
• Zorg dat de spanning wordt uitgeschakeld
• Verlaat het voertuig pas, wanneer de geraakte/beschadigde leiding zeker niet meer
onder stroom staat.
• Werkzaamheden aan de elektrische uitrusting mogen alleen door een daarvoor
opgeleide vakman conform de elektrotechnische regels worden verricht.
• De elektrische onderdelen van het voertuig moeten regelmatig worden geïnspecteerd/
gecontroleerd. Gebreken, zoals losse verbindingen resp. aangesmoorde kabels,
moeten direct worden verholpen.
• Let op de bedrijfsspanning van het voertuig/hulpwerktuig.
• Neem bij werkzaamheden aan de elektrische installatie of bij laswerkzaamheden altijd
de aardingsstrip van de accu.
• Het starten met overbruggingskabels kan bij ondeskundige uitvoering gevaarlijk zijn.
Veiligheidsaanwijzingen van de accu in acht nemen.
• Het voertuig alleen in voldoende geventileerde ruimten laten werken. Voordat u in een
gesloten ruimte de verbrandingsmotor start of een verwarming inschakelt die op
brandstof werkt, moet u controleren of deze ruimte voldoende is geventileerd.
Volg de geldende voorschriften op.
• Las-, brand- en slijpwerkzaamheden aan het voertuig alleen verrichten, wanneer dit
nadrukkelijk is toegestaan. Er kan bijv. brand- en explosiegevaar bestaan.
• Reinig het voertuig en de omgeving vóór het lassen, solderen en slijpen van stof en
brandbare stoffen en zorg voor voldoende ventilatie - Kans op explosies.
BA 348-01 * 2.0 * Sicherheit_Radlader.fm