3 Bediening
3.31 Voertuig stoppen/neerzetten/parkeren
3-52
Gevaar!
Voertuigen die op een hellend traject worden geparkeerd, kunnen wegrollen.
Voertuig met handrem blijvend tegen wegrollen borgen!
– zie hoofdst.
Beveilig het voertuig behalve met de handrem ook met wielblokken voor de
wielen aan de lage kant van de helling.
Motortoerental verlagen: voet van het gaspedaal nemen
Laadbak of stapelinrichting leegmaken
Voertuig op een vlakke en stabiele ondergrond neerzetten
Voertuig met het rem-inchpedaal tot stilstand brengen
– zie hoofdst.
Met rem-inchpedaal remmen op pagina 3-49
Voertuig met rijrichtingsschakelaar (vooruit/achteruit) in neutrale stand brengen
– zie hoofdst.
Rijrichting kiezen en wegrijden op pagina 3-51
De handrem aantrekken
Laadinrichting laten zakken. Ga hiervoor als volgt te werk:
• Bedieningshendel uit de neutrale stand naar voren drukken en de bak zo naar de
ondergrond richten, dat de snijkant op de ondergrond ligt
– zie hoofdst.
Bediening: stuurhendel (joystick) hef- / kiepcilinder op pagina 3-64
Drukontlasting uitvoeren
Na vollastbedrijf:
Let op!
Motor een beetje laten draaien om de temperatuur te laten regelen
Motor uitschakelen, daarvoor contactsleutel in stand "0" draaien en contactsleutel
uittrekken
Deuren na verlaten van de bestuurderscabine afsluiten
Sleutel van accu-hoofdschakelaar wegnemen (opt)
Op hellingen:
Voertuig extra met wielblokken bij de wielen beveiligen
Handrem op pagina 3-50
– zie hoofdst.
Handrem op pagina 3-50–
BA 348-01 * 2.0 * 34801b330.fm