3 Bediening
De motor starten
I
II
0
P
9
afb. 59: Gloeistartinstallatie
38
33
afb. 60: Display controlelampjes
3-36
III
De gloeistartschakelaar 9 bevindt zich in de stuurconsole rechts.
Contactsleutel (gloeistartschakelaar 9) in stand 1 draaien
Alle controlelampjes moeten kort oplichten
39
40
(check controle- en waarschuwingslampjes!)
De volgende controlelampjes moeten permanent branden
Controlelampje 38 voor de generator-oplaadfunctie
Controlelampje 39 wanneer de parkeerrem werd geactiveerd
Controlelampje 40 voor de motoroliedruk
Contactsleutel in stand 2 draaien en houden (voorgloeien)
Controlelampje 33 (voorgloeien) brandt
Gaspedaal ca. 1/4 gas intrappen
Tegelijk contactsleutel in stand "3" draaien en houden tot de motor draait
De contactsleutel loslaten
Controleer, of de volgende controlelampen uitgegaan zijn
• Controlelampje 40 (motoroliedruk)
• Controlelampje 38 (generator)
• Controlelampje 33 (voorgloeien)
Let op!
Zorg ervoor dat de voorbereidingen voor de motorstart zijn uitgevoerd.
– zie hoofdst.
Voorbereiding – motor starten op pagina 3-35
Aanwijzing!
Defect afleesinstrument door een erkende vakgarage laten vervangen.
Aanwijzing!
De voorgloeitijd is afhankelijk van de buitentemperatuur.
Richtwaarden:
tot 0 °C (+32 °F) ca. 10 seconden
tot -10 °C (+14 °F) ca. 30 seconden
tot -20° C (-4 °F) ca. 50 seconden
Bij zeer lage temperaturen of zwakke accu het gloeien herhalen voordat de
contactsleutel in stand 3 gedraaid wordt.
Aanwijzing!
Als de vermelde controlelampjes niet uitgaan, motor direct afzetten
en de oorzaak door een geautoriseerde werkplaats laten controleren!
• Defect afleesinstrument direct laten vervangen
BA 348-01 * 2.0 * 34801b330.fm