Het menu
Instellingen waarmee u de
camcorder kunt aanpassen aan de
opnameomstandigheden (BELICHTING/
WITBALANS/STEADYSHOT, enzovoort)
De standaardinstellingen zijn aangeduid
met .
De aanduidingen tussen haakjes worden
weergegeven als de items zijn geselecteerd.
Zie pagina 34 voor meer informatie
over het selecteren van menu-items.
BELICHT.PROG
U kunt beelden op efficiënte wijze
opnemen in verschillende omstandigheden
met de functie BELICHT.PROG.
AUTO
Selecteer deze optie om beelden
automatisch op efficiënte wijze op te
nemen zonder de functie [BELICHT.
PROG].
SPOTLIGHT*( )
Selecteer deze optie om te voorkomen dat
gezichten van personen zeer wit lijken
wanneer u de onderwerpen opneemt bij
fel licht.
PORTRET (portretprogramma) (
Selecteer deze optie om het onderwerp,
zoals personen of bloemen, naar voren te
halen en een zachte, diffuse achtergrond
te maken.
38
CAMERA INST.
)
SPORT* (sportprogramma) ( )
Selecteer deze optie om trillingen te
beperken wanneer u snelbewegende
onderwerpen opneemt.
STRAND&SKI*( )
Selecteer deze optie om te voorkomen dat
gezichten van personen te donker lijken
als u opneemt met fel of gereflecteerd
licht, zoals op het strand in de zomer of bij
de wintersport in de sneeuw.
ZONSON MAAN**( )
Selecteer deze optie om de sfeer van
bepaalde situaties, zoals een zonsopgang,
buitenopnamen 's nachts of vuurwerk, vast
te leggen.
LANDSCHAP**(
)
Selecteer deze optie om onderwerpen
op afstand duidelijk op te nemen. Met
deze instelling voorkomt u dat de camera
scherpstelt op glas of metalen gaas in
ramen dat tussen de camcorder en het
onderwerp staat.
• Items met één sterretje (*) kunnen
worden aangepast om scherp te stellen
op onderwerpen die dichtbij zijn. Items
met twee sterretjes (**) kunnen worden
aangepast om scherp te stellen op
onderwerpen op afstand.