Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

In Bedrijf Stellen 115; Bedrijfsituatie 115; Draairichting - Grundfos DP 10.50 Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor DP 10.50:
Inhoudsopgave

Advertenties

7. In bedrijf stellen
Voordat er aan de pomp wordt gewerkt,
schakel de hoofdschakelaar uit en verwij-
der de zekeringen. Wees er zeker van dat
de spanning niet kan worden ingeschakeld
tijdens het werken aan de pomp.
Wees er zeker van dat alle beschermende
onderdelen correct aangesloten zijn.
De pomp mag niet drooglopen.
De pomp mag niet ingeschakeld worden
indien er een potentieel explosieve atmos-
feer in de put heerst.
Handel als volgt:
1. Zet de hoofdschakelaar uit en verwijder de zeke-
ringen.
2. Controleer of de waaier vrij kan draaien. Draai de
waaier met de hand.
3. Controleer het oliepeil in de oliekamer.
Zie hoofdstuk 8.5 Olie vervangen.
4. Controleer de instellingen van de niveauschake-
laars.
5. Vergewis u ervan dat de pomp in de vloeistof is
ondergedompeld.
6. Voor droge installaties moet er vloeistof aanwe-
zig zijn in de put.
7. Open dan de afsluiters (als de pomp daarmee is
uitgerust).
8. Controleer of het systeem met vloeistof gevuld
en ontlucht is.
9. Schakel de pomp in en controleer of er geen ab-
normale geluid of trillingen worden geprodu-
ceerd.
Opm.: In het geval de pomp abnormaal trilt of geluid
produceert of er een ander defect optreedt, dan moet
de pomp onmiddelijk worden gestopt. Probeer geen
nieuwe opstartpoging, voordat de oorzaak is vastge-
steld en de fout is hersteld.
Als de pomp nieuw is of de asafdichtingen vervan-
gen zijn, moet het oliepeil na een week in bedrijf ge-
controleerd worden. Zie hoofdstuk 8. Onderhoud en
service voor de procedure.
7.1 Bedrijfsituatie
S1: De pompen zijn ontworpen voor continu gebruik,
mits deze gedurende het pompen geheel onderge-
dompeld blijft in de vloeistof
S3: Indien de pomp gedeeltelijk ondergedompeld
moet functioneren dan moet na iedere pompcyclus
de pomp de tijd krijgen om af te koelen (S3) e.e.a. is
schematisch weergegeven in afb. 7 en 8.
P
40%
ts
Afb. 7 S3 bedrijf
P
Afb. 8 S1 bedrijf

7.2 Draairichting

Opm.: Om de draairichting te controleren kunt u de
pomp heel even laten draaien zonder dat deze in de
vloeistof is ondergedompeld.
Alle éénfase pompen zijn in de fabriek gewonden en
hebben de juiste draairichting.
Voordat de driefasen pompen worden gestart moet
eerst de draairichting worden gecontroleerd.
Een pijl op de zijkant van het pomphuis geeft de
juiste draairichting aan.
De pomp moet met de klok mee draaien, gezien van-
af de aandrijfas. Bekijk de pomp wanneer deze op-
gestart wordt. Als de pomp tegen de klok in draait,
dan is de draairichting correct.
Als de draairichting verkeerd is, verwissel dan een
van de twee fasen van de stuurstroom, zie afb. 4
of 5.
Controle van de draairichting:
De draairichting moet steeds worden gecontroleerd
als de pomp aan een ander net wordt aangesloten.
Procedure 1:
1. Start de pomp en controleer de opbrengst of de
persdruk.
2. Stop de pomp en verwissel twee fasen draden.
3. Start de pomp en controleer de opbrengst of de
persdruk.
4. Stop de pomp.
5. Vergelijk de opbrengst verkregen onder punt 1
en 3. In de situatie waarin de pomp de grootste
opbrengst of de hogere druk geeft, is de draai-
richting correct.
60%
t
t
115

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Dp 10.65Ef 30.50

Inhoudsopgave