Storingen oplossen
Storingscodes
(vervolg)
Storingscode
Gedrag van de installatie
op het display
F F9
Geen terugmelding van de
ventilator
F FA
Ventilator draait zonder
vraag, branderautomaat op
storing.
F Fb
Brander start niet.
Interne systeemfouten
Interne systeemfouten treden op als het correcte pro-
grammaverloop niet meer gegarandeerd kan worden.
Weergave op
Gedrag van de installatie
het display
F E5, F EC,
Fout in het bereik van de
F Ed, F EE,
branderautomaat
F Fd, F FF
Storingen zonder storingsindicatie
Storing
Storingen bij de verbranding
wegens pulsatie
Thermo-akoestiek/verbran-
dingsgeluiden
CO
-gehalte te laag
2
CO-vorming of brander roet.
Vlam dooft tijdens de wer-
king
44
Storingsoorzaak
Ventilator defect, externe
stroomtoevoer van de
ventilator niet aangesloten
of defect, kabel "
defect of onderbroken,
ventilator geblokkeerd
(eventueel door vreemd
voorwerp)
Ventilatorstilstand niet be-
reikt, kabel "
ventilator defect, brander-
automaat defect
Vuurhaarddruk te hoog
(LDW2), condensaataccu-
mulatie of rookgasweg ge-
blokkeerd
Storingsoorzaak
Interne systeemfout en
EMC
Storingsoorzaak
Gasdebiet te hoog
Luchttekort of luchtoverschot
Condenswaterstuwing in de
rookgasinstallatie
Rookgastrek niet in orde
CO
-instelling niet correct,
2
luchttekort of luchtoverschot
Verkeerde instelling
Luchttekort of luchtoverschot
Druk van de rookgasinstalla-
tie gebrekkig
Zeef aan ingangszijde van de
gascombiregelaar verontrei-
nigd
Maatregel
Kabel "
a-Ö
stroomtoevoer controleren, kabel
of ventilator vervangen, vreemd
A"
voorwerp verwijderen.
a-Ö
Windinvloed op ventilator, rookgas-
A" defect,
trek en ventilator controleren, ka-
a-Ö
bel "
A" vervangen, ventilator
a-Ö
vervangen, branderautomaat ver-
vangen.
Condenswaterafvoer en rookgas-
weg op verstopping controleren.
Maatregel
Branderautomaat ontgrendelen.
Wanneer de fout blijft optreden,
branderautomaat vervangen.
Maatregel
Gasdebiet overeenkomstig het nominale vermo-
gen van de ketel instellen.
Condenswaterafvoer controleren.
Rookgastrek en -systeem controleren.
Brander volgens de gegevens vanaf pagina 20 in-
stellen.
Controleren of de brander op het juiste gastype is
ingesteld, eventueel gasdiafragma vervangen (zie
vanaf pagina 11).
Brander volgens de gegevens vanaf pagina 20 in-
stellen.
Instelling corrigeren. Ventilatie van de installatie-
ruimte controleren.
Rookgasinstallatie controleren.
Flens demonteren en zeef reinigen.
A" controleren, externe