Omzetting naar vloeibaar gas
Status
Service
C
S
D
E
Afb. 5
Installatie in bedrijf nemen
Gevaar
CO-vorming als gevolg van een verkeerde bran-
derinstelling kan de gezondheid ernstig bedrei-
gen.
Vóór en na werkzaamheden aan gastoestellen
moet een CO-meting worden uitgevoerd.
Dichtheidscontrole
De pakkingen aan de keteldeur en rookgasvoerende
delen kunnen tijdens de werking worden gecontroleerd
met een dauwspiegel.
Indien nodig, isolatieonderdelen demonteren.
Ook sporen van condenswater aan de buitenkant van
de rookgasverzamelkast of aan de isolatie-onderdelen
wijzen op lekkage.
Opmerking
Een controle van de branderinstelling bij een opge-
warmde verwarmingsketel (minimaal 40 °C) is onont-
beerlijk.
Metingen ook bij deelbelasting uitvoeren.
Servicehandleiding van de ketelcircuitregeling
(vervolg)
R
G
F
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
6. Druk knop S
E
in voor bevestiging. Bij geslaagde
overname verschijnt in het display
vice kortstondig "1", bij mislukte overname "0".
7. Druk knop S
in om naar de bedrijfsweergave te
E
gaan.
8. Druk knop R
in.
G
Een nieuwe systeemstart wordt in gang gezet.
Opmerking
Bij iedere systeemstart worden de instelparame-
ters weergegeven.
1 Maximumvermogen (70-100%)
De vermogensinstelling is niet begrensd. Er kan
een basislast worden ingesteld (configuratie
CS).
2 Gassoort (NG = aardgas of LPG = vloeibaar
gas)
3 Opstelhoogte (LA of HA)
(niet leverbaar)
4 Temperatuurbewaker-temperatuur
5 Integraalwaarde voor minimumpauzetijd
6 Methode frequentiebescherming
C D
Afb. 6
1. Druk van de verwarmingsinstallatie controleren.
Toegestane werkingsdruk: 6 bar/0,6 MPa
onder Ser-
C
A B
13