6.1 Bedrijfsituatie
S1: De pompen zijn ontworpen voor continu gebruik,
mits deze gedurende het pompen geheel onderge-
dompeld blijft in de vloeistof
S3: Indien de pomp gedeeltelijk ondergedompeld
moet functioneren dan moet na iedere pompcyclus
de pomp de tijd krijgen om af te koelen (S3) e.e.a. is
schematisch weergegeven in afb. 6 en 7.
P
40%
ts
Afb. 6
S3 bedrijf
P
Afb. 7
S1 bedrijf
6.2 Draairichting
Opm.: Om de draairichting te controleren kunt u de
pomp heel even laten draaien zonder dat deze in de
vloeistof is ondergedompeld.
Alle éénfase pompen zijn in de fabriek gewonden en
hebben de juiste draairichting.
Voordat de driefasen pompen worden gestart moet
eerst de draairichting worden gecontroleerd.
Een pijl op de zijkant van het pomphuis geeft de
juiste draairichting aan.
De pomp moet met de klok mee draaien, gezien van-
af de aandrijfas. Bekijk de pomp wanneer deze op-
gestart wordt. Als de pomp tegen de klok in draait,
dan is de draairichting correct.
Als de draairichting verkeerd is, verwissel dan een
van de twee fasen van de stuurstroom, zie afb. 3
of 4.
Controle van de draairichting:
De draairichting moet steeds worden gecontroleerd
als de pomp aan een ander net wordt aangesloten.
Procedure 1:
1. Start de pomp en controleer de opbrengst of de
persdruk.
2. Stop de pomp en verwissel twee fasen draden.
3. Start de pomp en controleer de opbrengst of de
persdruk.
4. Stop de pomp.
5. Vergelijk de opbrengst verkregen onder punt 1
en 3. In de situatie waarin de pomp de grootste
opbrengst of de hogere druk geeft, is de draai-
richting correct.
102
60%
t
t
Procedure 2:
1. Laat de pomp aan de hijsinstallatie hangen, bijv.
het hijstoestel om de pomp in de put te laten zak-
ken.
2. Start en stop de pomp en bekijk de draairichting
van de pomp.
3. Als de pomp gestart wordt en de reactierichting
van de pomp is tegengesteld aan de draairich-
ting, dan draait de pomp goed, zie afb. 8. Als dit
niet het geval is verwissel dan een van de twee
fasen draden.
Afb. 8
Reactierichting van de pomp
7. Onderhoud en service
Voordat er aan de pomp wordt gewerkt,
schakel de hoofdschakelaar uit en verwij-
der de zekeringen. Wees er zeker van dat
de spanning niet kan worden ingeschakeld
tijdens het werken aan de pomp.
Er mogen geen onderdelen meer draaien.
Met uitzondering van de hydraulische de-
len moet de service en het onderhoud
worden uitgevoerd door Grundfos of spe-
ciaal daartoe opgeleide personen.
Voordat service en onderhoud plaatsvinden, dient de
pomp zorgvuldig met schoon water te zijn schoonge-
spoeld. De gedemonteerde onderdelen dienen af-
zonderlijk in schoon water te worden schoonge-
spoeld.
Wanneer de schroeven van de oliekamer
worden losgedraaid, wees er van bewust
dat er druk in de kamer kan zijn opge-
bouwd. Verwijder de schroeven niet voor-
dat de druk ontsnapt is.