5. Draai de nog niet vastgedraaide schroeven van
de beugel weer los. Bevestig de beugel boven
op beide geleidebuizen en bevestig de beugel
stevig aan de putwand.
Opm.: De geleidebuizen dienen absoluut geen
axiale speling te vertonen, aangezien dit veel lawaai
veroorzaakt tijdens het in bedrijf zijn van de pomp.
6. Eventueel puin dient uit de put te worden verwij-
derd, voordat u de pomp erin plaatst.
7. Monteer het geleidestuk aan de pomp. Schuif
vervolgens het geleidestuk van de voetbocht-
snelkoppeling tussen de geleidebuis en laat de
pomp met behulp van een ketting in de put zak-
ken. Wanneer de pomp het voetstuk met voet-
bochtsnelkoppeling bereikt, koppelt de pomp
zich vanzelf.
8. Hang het uiteinde van de ketting aan een specia-
le haak, die bovenaan in de put is bevestigd en
zorg ervoor dat de ketting niet in contact kan ko-
men met het pomphuis.
9. Pas de lengte van de motorkabel aan door hem
op te rollen en te bevestigen aan een beugel bo-
ven in de put. Een kabel met de juiste lengte kan
niet worden beschadigd als de pomp in bedrijf is.
Zorg ervoor dat de kabel niet geknikt of afge-
kneld kan worden.
10. Sluit de motorkabel aan op aanwezige beveili-
gingen.
4.2 Vrijstaande ondergedompelde
installatie
De pompen voor vrijstaande ondergedompelde in-
stallaties kunnen op de bodem van de put staan of
zoals te zien in afb. B op pagina 281.
Om makkelijk service te kunnen verrichten aan de
pomp, moet een flexibele verbinding of koppeling
aan de persleiding worden gemonteerd om deze
makkelijk te kunnen scheiden.
Als er een slang gebruikt wordt, wees er zeker van
dat de slang niet geknikt ligt en dat de inwendige dia-
meter van de slang overeenkomt met die van de
persuitgang.
Als een harde kunststof leiding wordt gebruikt,
dan moet de moer of koppeling, terugslagklep en af-
sluiters in deze volgorde worden gemonteerd, gezien
vanaf de pomp.
Als de pomp in de modder of een niet egale onder-
grond wordt geïnstalleerd, wordt aanbevolen om de
pomp te ondersteunen met stenen of soortgelijk ma-
teriaal.
De procedure is als volgt:
1. Monteer een 90° bocht aan de perszijde van de
pomp en monteer hierop een slang of perslei-
ding.
2. Laat de pomp in de vloeistof zakken m.b.v. een
ketting gemonteerd aan de ophangbeugel. Het is
aan te bevelen om de pomp op een vlakke en
stevige fundatie te plaatsen.
3. Hang het einde van de ketting op aan een dege-
lijke haak aan de bovenkant van de pompput en
zorg ervoor dat de ketting niet in contact kan ko-
men met het pomphuis.
4. Pas de lengte van de motorkabel aan door hem
op te rollen en te bevestigen aan een beugel.
Een kabel met de juiste lengte kan niet worden
beschadigd als de pomp in bedrijf is. Zorg ervoor
dat de kabel niet geknikt of afgekneld kan wor-
den.
5. Sluit de motorkabel aan op aanwezige beveili-
gingen.
5. Elektrische aansluiting
De pomp dient volgens de in Nederland/België alge-
meen geldende normen op het elektriciteitsnet te
worden aangesloten.
De pomp moet worden aangesloten op
een werkschakelaar met een contact-
afstand van tenminste 3 mm van alle po-
len.
Wanneer de pomp door een magneetscha-
kelaar wordt beveiligd, dient deze motor-
beveiligingschakelaar op de nominaal-
stroom, zoals vermeld op het typeplaatje,
te worden ingesteld.
De explosieclassificatie van de pomp is
CE
II 2 G, EEx d IIB T4. De classificatie
van de installatie plek moet in elk indivi-
dueel geval, goedgekeurd worden door de
lokale autoriteiten.
Schakelkasten en pompbesturingen
mogen niet geïnstalleerd worden in po-
tentieel explosieve omgevingen.
Wees er zeker van dat alle beschermende
onderdelen correct aangesloten zijn.
Wanneer de niveauschakelaars aangeslo-
ten zijn op de Grundfos pompbesturing
LC/D 108 via een intrinsieke veiligheids-
barrière LC-Ex4, is een veilig circuit verze-
kerd.
De bedrijfsspanning en -frequentie staan vermeld op
het typeplaatje. De spanningstolerantie moet tussen
de –10%/+6% van het op het typeplaatje vermelde
voltage liggen. Wees er zeker van dat de motor ge-
schikt is voor de aanwezige voedingsspanning op de
installatie plek.
Alle pompen worden geleverd met 10 meter kabel en
een vrij kabel einde.
De pomp moet aangesloten worden op
• een schakelkast met magneetschakelaar, d.w.z
een Grundfos CU 100 schakelkast, of
• een Grundfos pompbesturing LC/D 107, LC/D 108
of LC/D 110.
99