• De startniveauschakelaar dient zodanig te zijn
aangebracht dat de pomp start bij het gewenste
niveau. Het starten van de pomp dient echter wel
altijd plaats te vinden, voordat de binnenkomende
leiding zich vult.
• Een eventuele hoog-niveau-alarmschakelaar
dient ca. 10 cm boven de startniveauschakelaar te
zijn aangebracht. Het alarm dient echter wel altijd
te worden gegeven, voordat het vloeistofniveau
de inlaatbuis van de put heeft bereikt.
Voor meer informatie over instellingen van de pomp-
besturing kan de installatie- en bedieningsinstructies
van de pompbesturing worden geraadpleegd.
De pomp mag niet drooglopen.
Er moet een extra niveauschakelaar wor-
den geïnstalleerd om er zeker van te zijn
dat de pomp wordt gestopt als de stop-
niveauschakelaar niet werkt.
Stop de pomp wanneer het vloeistofniveau
de bovenkant van de pomhuisklem bereikt.
Wanneer de niveauschakelaars aangeslo-
ten zijn op de Grundfos pompbesturing
LC/D 108 via een intrinsieke veiligheids-
barrière LC-Ex4, is een veilig circuit verze-
kerd.
5.3 Thermoschakelaars
Alle pompen hebben twee sets opnemers van bime-
taal in de wikkelingen van de stator verwerkt.
Thermoschakelaar (circuit 1 – T1-T3): onderbreekt
het stuurstroomcircuit bij een temperatuur van ong.
150°C.
Opm.: Deze thermoschakelaar moet voor alle pom-
pen worden gebruikt.
Thermoschakelaar (circuit 2 – T1-T2): onderbreekt
het stuurstroomcircuit bij een temperatuur van ong.
170°C (drie fasen pompen) of 160°C (één fasepom-
pen).
Na een thermische uitval moeten explo-
sieveilige pompen handmatig worden her-
start. Deze thermoschakelaar (circuit 2)
moet bij handmatig herstarten van deze
pompen gebruikt worden.
De maximale belasting van de thermische opnemers
mag niet hoger zijn dan 0,5 A bij 500 VAC en cos ϕ
0,6. De schakelaar moet in staat zijn om de verbin-
ding in het stroomcircuit te onderbreken.
In het geval van standaard pompen, kunnen beide
thermische schakelaars een automatische herstart
genereren via de pompbesturing (nadat de contacten
gesloten zijn door voldoende afkoeling).
De standaard magneetschakelaar/scha-
kelkast mag niet in ruimten met mogelijk
explosie gevaar worden geplaatst.
6. In bedrijf stellen
Voordat er aan de pomp wordt gewerkt,
schakel de hoofdschakelaar uit en verwij-
der de zekeringen. Wees er zeker van dat
de spanning niet kan worden ingeschakeld
tijdens het werken aan de pomp.
Wees er zeker van dat alle beschermende
onderdelen correct aangesloten zijn.
De pomp mag niet drooglopen.
De pomp mag niet ingeschakeld worden
indien er een potentieel explosieve atmos-
feer in de put heerst.
Handel als volgt:
1. Zet de hoofdschakelaar uit en verwijder de zeke-
ringen.
2. Controleer of de waaier vrij kan draaien. Draai
de waaier met de hand.
3. Controleer het oliepeil in de oliekamer.
Zie hoofdstuk 7.5 Olie vervangen.
4. Controleer de instellingen van de niveauschake-
laars.
5. Vergewis u ervan dat de pomp in de vloeistof is
ondergedompeld.
6. Voor droge installaties moet er vloeistof aanwe-
zig zijn in de put.
7. Open dan de afsluiters (als de pomp daarmee is
uitgerust).
8. Controleer of het systeem met vloeistof gevuld
en ontlucht is.
9. Schakel de pomp in en controleer of er geen ab-
normale geluid of trillingen worden geprodu-
ceerd.
Opm.: In het geval de pomp abnormaal trilt of geluid
produceert of er een ander defect optreedt, dan moet
de pomp onmiddelijk worden gestopt. Probeer geen
nieuwe opstartpoging, voordat de oorzaak is vastge-
steld en de fout is hersteld.
Als de pomp nieuw is of de asafdichtingen vervan-
gen zijn, moet het oliepeil na een week in bedrijf ge-
controleerd worden. Zie hoofdstuk 7. Onderhoud en
service voor de procedure.
101