1.1 Applicaties
SE1.50.65 pompen zijn ontworpen voor het verpom-
pen van:
• grote hoeveelheden drainage- en oppervlakte-
water
• huishoudelijk afvalwater met afvoer van toiletten
• water van openbare gebouwen zonder afvoer van
toiletten
• slib bevattend afvalwater
• industrieel afvalwater.
SEV 65.65 pompen zijn ontworpen voor het verpom-
pen van:
• oppervlaktewater met abrasieve bestanddelen
• stedelijk rioolwater
• rioolwater van openbare gebouwen
• slib- en vezels-bevattend afvalwater.
Het compacte ontwerp maakt de pomp geschikt voor
zowel permanente als tijdelijke installatie. De pomp
kan geïnstalleerd worden d.m.v. een voetbochtsnel-
koppeling of kan vrijstaand worden geplaatst op de
bodem van de put.
1.1.1 Omgeving met explosiegevaar
In omgevingen met mogelijk explosiegevaar, moeten
explosie-veilige pompen worden toegepast.
De explosieclassificatie van de pomp is
CE
II 2 G, EEx d IIB T4. De classificatie
van de installatie plek moet in elk indivi-
dueel geval, goedgekeurd worden door de
lokale autoriteiten.
2. Veiligheid
Alle installatiewerkzaamheden in de put
dienen te worden uitgevoerd door speciaal
daartoe opgeleide personen.
Uit veiligheidsoverwegingen, moeten de werkzaam-
heden in de put in de gaten worden gehouden door
een persoon buiten de put.
Putten voor ondergedompelde afvalwaterpompen,
bevat afvalwater, dat giftige en/of ziekteverwek-
kende stoffen kan bevatten. Daarom moeten alle
personen, die bij de werzaamheden betrokken zijn,
een beschermende uitrusting en kleding dragen.
Houdt u verder aan alle andere gezondheids- en vei-
ligheidsvoorschriften en neem alle plaatselijke bepa-
lingen en wetgeving in acht.
3. Transport en opslag
De pomp wordt af fabriek geleverd in deugdelijke
verpakkingen. Het wordt aanbevolen de pomp uit te
pakken op het moment dat deze geïnstalleerd wordt.
Hijs de pomp altijd aan de ophangbeugel op, nim-
mer aan de voedingskabel of de afvoerleiding.
De in epoxy gegoten plug voorkomt dat het water in
de motor kan komen via de motorkabel.
Indien de pomp voor langere tijd wordt opgeslagen,
dient te worden gezorgd voor bescherming tegen
vocht en te lage en hoge temperaturen.
98
Na een lange opslagperiode dient de pomp te wor-
den geïnspecteerd, alvorens weer in bedrijf te wor-
den gesteld. Zorg ervoor dat de pompwaaier vrij kan
draaien. Controleer de conditie van de asafdichtin-
gen en kabelinvoer.
4. Installatie
Breng het los meegeleverde typeplaatje bij de instal-
latie aan of bewaar het bij dit boekje.
Bij installatiewerkzaamheden moeten alle onder
hoofdstuk 2. genoemde veiligheidsmaatregelen in
acht worden genomen.
Controleer voordat u de pomp gaat installeren het
oliepeil in de oliekamer, zie hoofdstuk 7. Onderhoud
en service.
De pompen zijn geschikt voor verschillende soorten
installaties, welke beschreven zijn in hoofdstuk 4.1
en 4.2.
Alle pomphuizen hebben een gegoten DN 65, PN 10
persflens.
Opm.: De pompen zijn ontwikkeld voor wisselend
bedrijf. Als de pomp volledig ondergedompeld is in
de verpompte vloeistof, dan kan de pomp continu in
bedrijf zijn.
Zie hoofdstuk 10. Technische gegevens en bedrijfs-
omstandigheden.
4.1 Ondergedompelde installatie met
voetbochtsnelkoppelingssysteem
Pompen die bestemd zijn voor een permanente op-
stelling, kunnen d.m.v. een voetbochtsnelkoppe-
lingssysteem aangesloten.
Het voetbochkoppelingssysteem voorziet in het on-
derhoud en service aan de pomp omdat deze ge-
makkelijk uit de put gehaald kan worden.
De pompen hebben een gegoten DN 65, PN 10 pers-
flens.
Alvorens aan de installatie procedure te
beginnen, wees er zeker van dat de lucht
in de pompput niet explosiegevaarlijk is.
Voetbochtsnelkoppeling met geleidestang sys-
teem, zie afb. A op pagina 280.
De procedure is als volgt:
1. Boor gaten voor de bovenste bevestigingsbeugel
van de geleidebuizen aan de binnenzijde van de
put. Bevestig de beugel met twee schroeven,
maar draai deze nog niet vast.
2. Plaat het voetstuk van de voetbochtsnelkoppe-
ling op de bodem van de put. Bij een ongelijke
putbodem dient het voetstuk uitgelijnd te wor-
den. Gebruik een schietlood om het voetstuk
juist te kunnen positioneren. Zet het vervolgens
vast met keilbouten.
3. Monteer de persleiding volgens de algemeen be-
kende procedures, zonder de leiding te ver-
draaien of bloot te stellen aan overmatige span-
ningen.
4. Steek de geleidebuis in de ringen van het voet-
stuk en bepaal de lengte van de buis ten opzich-
te van de bovenste bevestigingsbeugel.