N.B.
Als u de knop zo ver linksom draait dat de
ventilatorindicatie op het display uitgaat,
zijn de ventilator en de airconditioning uit-
geschakeld. Het display geeft het ventila-
torlampje en
OFF
weer.
3. Recirculatie
Deze functie kan worden in-
geschakeld als u vieze lucht,
uitlaatgassen en dergelijke
buiten wilt houden. De lucht
in de passagiersruimte
wordt dan gerecirculeerd. Er
komt met andere woorden
geen lucht van buiten de auto in, wanneer
deze functie actief is. Als de lucht in de auto te
lang recirculeert, kan de binnenzijde van de
ruiten beslaan.
Timer
Met de timerfunctie beperkt u (wanneer de re-
circulatiefunctie geselecteerd is), de kans op
ijs, beslagen ruiten en een slechte luchtkwali-
teit. Zie pagina 66 voor het in- of uitschakelen
van deze functie.
N.B.
Wanneer u de ontwaseming (4) selecteert,
wordt de recirculatie altijd uitgeschakeld.
3. Interior Air Quality System (optie)
(dezelfde knop als de recir-
culatie)
Het Interior Air Quality Sys-
tem bestaat uit een combifil-
ter met een Air Quality Sen-
sor. Het combifilter ontdoet
de binnenkomende lucht van gassen en stof-
deeltjes en beperkt zo hinderlijke geurtjes en
verontreinigingen in de passagiersruimte.
Wanneer de sensor een verhoogde concen-
tratie meet, wordt de luchtinlaat afgesloten
zodat de lucht in de passagiersruimte recircu-
leert. Wanneer de Air Quality Sensor actief is,
brandt het groene lampje ( A ) in de knop.
Air Quality Sensor activeren:
– druk op AUTO (1) om de Air Quality Sen-
sor te activeren (normale instelling).
Of:
– Selecteer een van de volgende drie func-
ties door verschillende malen op de recir-
culatieknop te drukken.
• De Air Quality Sensor is actief – het
lampje ( A ) brandt.
• De recirculatie is niet actief (tenzij dit nodig
is voor koeling bij warm weer) – geen van
de lampjes brandt.
• De recirculatie is actief – het lampje ( M )
brandt.
03 Klimaatregeling
Elektronische klimaatregeling, ECC (optie)
Let erop dat:
• U de Air Quality Sensor het beste altijd
ingeschakeld moet laten staan.
• Er bij koud weer beperkingen voor de recir-
culatiefunctie gelden om te voorkomen dat
de ruiten beslaan.
• U de Air Quality Sensor moet uitschakelen,
als de ruiten beslaan.
• U beter ook de ontwaseming voor de voor-
ruit, achterruit en zijruiten kunt inschakelen,
wanneer de ruiten beslaan.
4. Ontwaseming
knop brandt, wanneer de functie ingeschakeld
is.
Bij activering van de ontwasemingsfunctie
vindt bovendien het volgende plaats om de
lucht in het interieur zo veel mogelijk van vocht
te ontdoen:
• de airconditioning (A/C) wordt automatisch
ingeschakeld (uit te schakelen met de knop
AC (5));
• de recirculatie wordt automatisch uitge-
schakeld.
Met deze knop kunt u de
voorruit en de zijruiten snel
ontwasemen en ontdooien.
De ventilator draait dan op
hoge snelheid en stuurt
lucht naar de ruiten. Het
lampje in de ontwasemings-
03
75