Regensensor (optie)
De regensensor registreert de hoeveelheid re-
gen op de voorruit en activeert automatisch
de ruitenwissers op de voorruit. De gevoelig-
heid van de regensensor is in te stellen met
het duimwiel (C).
Draai het duimwiel rechtsom voor een grotere
gevoeligheid en linksom voor een lagere ge-
voeligheid. (De wissers maken een extra slag,
als u het duimwiel rechtsom draait.)
Aan/Uit
Om de regensensor te activeren dient de con-
tactsleutel in stand I of II te staan en de hen-
del van de ruitenwissers in stand 0 .
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
Regensensor activeren:
– Druk op de knop (B). Een displaysymbool
geeft aan dat de regensensor actief is.
U schakelt de regensensor op een van de vol-
gende manieren weer uit:
– druk op de knop (B)
– haal de hendel omlaag naar een ander
wisprogramma. Als u de hendel omhoog-
duwt, blijft de regensensor actief. De wis-
sers maken een extra slag en keren terug
naar de regensensorstand, wanneer u de
hendel laat terugveren naar stand 0.
De regensensor wordt automatisch uitgescha-
keld, wanneer u de sleutel uit het contactslot
neemt of vijf minuten nadat u de auto van het
contact hebt gezet.
BELANGRIJK
In automatische wasstraten: Schakel de re-
gensensor uit door op knop (B) te drukken,
terwijl de contactsleutel in stand I of II
staat. De ruitenwissers kunnen anders in
beweging komen en daarbij beschadigd
raken.
Duimwiel
Met het duimwiel kunt u het aantal wisslagen
per eenheid van tijd instellen (als u de interval-
Rechter stuurhendel
stand hebt geselecteerd) of de gevoeligheid
van de regensensor (als u de regensensor
hebt geactiveerd).
02
53