Hoofdstuk Veiligheid
Bedien de bedieningsmechanismen en de heftruck
uitsluitend vanuit de bestuurderscabine.
Controleer
of
de
achteruitrijsignaal (indien aanwezig) en alle andere
apparatuur naar behoren functioneren.
Controleer ook of de hefmast en eventuele hulpstukken
juist werken. Let vooral op ongewone geluiden en
schokkende bewegingen die op een storing kunnen
wijzen.
Controleer of de hoofdrem, de parkeerrem, het
stuursysteem en de vooruit-/achteruithendel juist
werken.
Controleer of er geen personen in de weg staan of
lopen.
Voor meer informatie over het starten, zie het onderdeel
'Gebruik van de heftruck' in het hoofdstuk 'Gebruik van
deze handleiding'.
De motor starten
De
motor
mag
niet
bedieningshendels mogen niet worden bewogen, indien
een label met de tekst BUITEN GEBRUIK e.d. aan het
contactslot of een bedieningshendel is bevestigd.
Voordat u de heftruck gebruikt
Controleer de remmen, het stuursysteem, de claxon en
andere apparatuur op hun juiste werking. Meld alle
tekortkomingen. Gebruik de heftruck niet totdat hij is
gerepareerd.
Maak u vertrouwd met de werking van de heftruck.
Maak u vertrouwd met het veiligheidsmateriaal. Zorg dat
u weet hoe de bevestigingen werken. Kijk om u heen
voordat u met de heftruck wegrijdt. Start, draai en rem
gelijkmatig.
De bestuurder van een heftruck moet voortdurend
bedacht zijn op mogelijke storingen.
claxon,
de
lichten,
worden
gestart
en
Gebruik van de heftruck
Zorg dat u de heftruck altijd onder controle houdt.
het
Volg alle verkeersregels en waarschuwingstekens op.
Loop nooit bij de heftruck weg als de motor aanstaat of
met de handrem uitgeschakeld.
Laat de motor alleen in een goed geventileerde ruimte
draaien.
Breng de hefmast omlaag, zowel met als zonder lading,
voordat u gaat draaien of rijden. Anders kan de heftruck
voorover kantelen. Kijk uit voor obstakels boven de
machine.
Let altijd op de belastbaarheid van de werkvloer en
voldoende vrije ruimte aan de bovenkant.
Start, draai en rem gelijkmatig. Rijd bij bochten,
hellingen en gladde of ongelijke oppervlakken langzaam.
Kijk uit voor obstakels bij het besturen van de truck. Rijd
niet snel over hobbels, gaten in de weg of andere
oneffenheden, anders kan de motor afslaan door de
harde klap.
Als de motor afslaat, druk dan het rempedaal in één
keer zo hard mogelijk in om de truck tot stilstand te
brengen. Als het rempedaal meerdere malen wordt
ingedrukt, bestaat het risico dat de rem niet meer werkt.
de
Wees extra voorzichtig bij het werken op hellingen.
Steek op een helling niet schuin over en maak daar ook
geen bochten. Gebruik de heftruck niet op gladde
hellingen. Rijd met de vork naar beneden wanneer de
truck niet geladen is. Rijd op hellingen met de lading
aan de hoge kant.
Voorkom overbelasting en scheve, wankele of los
gestapelde
ladingen.
belastbaarheid op het typeplaatje op de heftruck. Wees
uiterst voorzichtig bij het werken met hangende, lange,
hoge of brede lading.
12
Zie
ook
de
maximale