Inhoudsopgave
Advertenties
Hoofdstuk Gebruik
Wanneer de motor draait
Controleer tijdens de werkzaamheden regelmatig alle
indicatielampen en meters om te zien of alle systemen
goed werken.
WAARSCHUWING
Als er lampjes gaan branden, voer dan de
reparatie uit voordat u de truck weer in gebruik
neemt.
Typisch voorbeeld
1. Indicatorlampje laadstroom moet UIT zijn bij normale
werking. Als het lampje gaat branden terwijl de
motor draait, laadt de dynamo de accu niet op.
Typisch voorbeeld
2. Controleer regelmatig de brandstofmeter en de
bedrijfsurenteller om er zeker van te zijn dat ze goed
werken.
3. Let
bij
draaiende
remluchtdrukmeter en het controlelampje (indien
aanwezig). De luchtdrukindicator moet in het groene
bereik zijn. Als het lampje gaat branden, duidt dit op
verlies van luchtdruk.
LET OP: Laat de motor niet gedurende langere tijd
stationair draaien. Deze motoren kunnen gemakkelijk
worden gestart, zelfs wanneer ze warm zijn.
motor
regelmatig
op
LET OP: Bij een olietemperatuur van minder dan -12°C
moet de transmissie gedurende enkele minuten worden
opgewarmd. Dit moet worden uitgevoerd in Neutraal
met een verhoogd motortoerental (ongeveer 1500 tpm).
Tot deze olietemperatuur is bereikt, blijft de elektronica
in Neutraal en wordt het pictogram van de koude-
startfase op het transmissiedisplay aangegeven.
4. De signaallamp motoroliedruk (1) zal bij het starten
van de motor niet oplichten, tenzij de oliedruk
wegvalt of vermindert. Schakel de motor onmiddellijk
uit wanneer de signaallamp brandt.
Het MIL-lampje (storingslampje) gaat niet branden
terwijl de motor draait, behalve als er een storing of
storingen in het geheugen van de motorregelmodule
(ECM) zijn opgeslagen. Stop de motor en controleer het
elektrische regelsysteem als het lampje gaat branden.
Neem contact op met het servicecentrum als het MIL
niet uit gaat.
(1) Waarschuwingslampje motoroliedruk
(2) Indicatielampje motorstoring
de
118
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
