Luchtbehandelingsapparatuur (HVAC) WK-com Serie
06
Ingebruikname
•
Motor kortstondig inschakelen, zodat de ventilatordraairichting (volgens de draairichtingspijl aan de ventilator)
gecontroleerd kan worden.
•
Controleer de ventilator na inbouw in de installatie op mechanische trillingen c.q. een rustige, trillingsvrije
loop. Als de grenswaarden volgens ISO 10816-1 worden overschreden, bestaat er de mogelijkheid dat
bepaalde toerentallen worden uitgeschakeld (zie de set-up van de motor).
Let op! Sterke trillingen door een haperende werking (onbalans), bijv. door transportschade of onvakkundig
gebruik, kunnen tot uitval leiden.
•
Controle bij gesloten deuren door het kijkgat uitvoeren, of na het uitschakelen van de motor door het naderhand
openen van de revisiedeuren. Indien nodig, de draairichting veranderen.
Attentie! Niet in de draaiende ventilator c.q. aandrijving grijpen!
•
Stroomverbruik van de aandrijfmotor meten. Deze mag niet boven de informatie op het typeplaatje liggen!
•
Motorstarttijd controleren! Het stroomverbruik moet binnen de omschakeling van
teruggaan. Indien nodig, het relais voor een zwaardere start gebruiken.
•
Luchtmeting uitvoeren, evenals het externe drukverlies controleren. Bij te lage externe drukverliezen loopt de
luchtstroom op, wat tot overbelasting van diverse ingebouwde componenten leidt,
bijv.
Belangrijk voor hygiëneapparaten
•
HVAC-installaties dienen te waarborgen dat luchtstromingen tussen ruimtes, van ruimtes met een hogere
aanvraag naar ruimtes met een lagere aanvraag geschieden!
•
Bij een traploze toerentalregeling moet een minimum debiet van 15% van het nominale debiet gewaarborgd
worden!
•
Naast de diverse voorschriften van de toe- en afgevoerde luchtstromen is het constant houden van de
toevoerstroom absoluut noodzakelijk!
•
Voor de definitieve ingebruikname van de ventilator dient een trillingsmeting uitgevoerd te worden.
Voor de controle van de nominale luchtstroom moet een
debietmeter ter plaatse voorhanden zijn.
06.02 Ventilatorgedeelte
Voor de ingebruikname bevestigde transportbeveiligingen
verwijderen (rood gemarkeerde onderdelen). Ventilatoras moet bij
alle inbouwposities horizontaal liggen. Alleen speciaal uitgevoerde
ventilatordelen mogen voor de luchtgeleiding verticaal worden
gebruikt. Trillingsdempers moeten altijd op druk worden belast.
Bij langdurige stilstand in een vochtige omgeving kunnen
lagers beschadigd raken. Vermijd corrosie door de gepaste
veiligheidsmaatregelen te treffen.
Na volledige montage van het HVAC-apparaat (met
luchtkanalen ter plaatse) en gesloten revisiedeuren aan het apparaat
1. Draairichting van het ventilatorloopwiel controleren
2. Stroomverbruik van de ventilatormotor controleren
„05.19 Elektrische aansluiting" op bladzijde 25
3. Prestatiecontrole
- hoeveelheid lucht
- totale weerstand
uitvoeren en, indien nodig, door verandering van het toerental
corrigeren.
4. Motorstarttijd controleren.
5. Controleer de smering van de lagers van de ventilators en
motoren, smeer, indien nodig opnieuw. Respecteer hierbij de
specificaties van de ventilator- resp. motorfabrikant.
6. Bij langdurige stilstand moet u de ventilator geregeld korte
tijd laten draaien om lagerschade door mechanische belasting
of vocht te voorkomen. Na een langdurige opslag moeten de
lagers voor de montage worden gecontroleerd.
Het motor-stroomverbruik moet binnen de omschakeltijd van
op nominale stroom teruggaan. – Indien nodig, relais voor een
moeizame start gebruiken.
- motoren zijn overbelast;
- druppelvangers slaan door, wat tot waterschade in het volgende gedeelte van het apparaat
alsook in het gebouw leidt.
36 36
naar
naar
, op nominale stroom