3. Controlcodes
4. Het protocol definiëren
Voorbeeld aanduiding:
Standaard protocol "Product" (fabrieksinstelling)
80
De positie <Controlling codes> kiezen.
In het invoervenster de gewenste waarde
invoeren en met de toets
bevestigen.
De positie <Printouts> kiezen.
De protocolmodus kiezen, het
invoervenster verschijnt. De teksten en
variabelen invoeren (de lijst van
variabelen, zie hoofdstuk 24.1) en met de
toets
bevestigen.
De variabelen dienen te worden
ingevoerd tussen accolades {x}.
Elke regel met de toets "Enter"
afsluiten.
Nadat de toets
verschijnt de keuzelijst met alle
noodzakelijke variabelen.
Nadat de toets <Enter> wordt gedrukt,
wordt de regel afgebroken.
Door de toets
het toetsenbord verborgen/ het
invoervenster vergroot.
Door de toets
het complete project in het USB-
geheugen worden opgeslagen.
Door de toets
de inhoud van het bewerkingsveld
verwijderd.
AET/PET/ILT-BA-nl-1631
wordt gedrukt,
te drukken wordt
te drukken kan
te drukken wordt