In
het
menu
standaardinstelling voor de toepassing het standaardprotocol of het protocol
gedefinieerd door de gebruiker zal zijn, zie hoofdstuk 10.2.1.
118
De toets <Name> drukken, het
invoervenster verschijnt. De naam
invoeren en met de toets
bevestigen.
De toets <Code> drukken, het
invoervenster verschijnt. De markering
invoeren en met de toets
bevestigen.
De toets <Project> drukken, het
invoervenster verschijnt. De teksten en
variabelen invoeren (tabel, zie
hoofdstuk 37.1) en met de toets
bevestigen.
De variabelen dienen te worden
Nadat de toets
Nadat de toets <Enter> wordt
Door de toets
Door de toets
Door de toets
<Settings>
<Printouts>
ingevoerd tussen accolades {x}.
verschijnt de keuzelijst met alle
noodzakelijke variabelen.
gedrukt, wordt de regel afgebroken.
het toetsenbord verborgen of het
invoervenster vergroot.
het complete project in het USB-
geheugen worden opgeslagen.
de inhoud van het bewerkingsveld
verwijderd.
wordt
AET/PET/ILT-BA-nl-1631
wordt gedrukt,
te drukken wordt
te drukken kan
te drukken wordt
bepaald
of
de