Opbouw en werking
Beschrijving van de onderdelen van de rechter bedieningsconsole
1.
Wipschakelaar extra circuit 1
Met de wipschakelaar extra circuit 1 wordt de oliestroom naar het extra circuit gestuurd. Als de wipschakelaar
naar links wordt gezet, resulteert dat in een oliestroom naar de aansluiting met de linkerkant van de arm. Als
de wipschakelaar naar rechts wordt gezet, resulteert dat in een oliestroom naar de aansluiting met de rech-
terkant van de arm. Het extra circuit is proportioneel (traploos) stuurbaar.
2.
Continudrukschakelaar
Door de schakelaar te drukken, stroomt olie continu naar de aansluiting van het extra circuit op de linkerzijde
van de boom. Opnieuw drukken schakelt de oliestroom af. Op deze wijze kan bijvoorbeeld een hydraulische
hamer worden gebruikt, zonder continu de schakelaar te moeten indrukken.
3.
Drukknop snelrijstand
Met deze drukknop wordt de rijstand "snel" in- en uitgeschakeld.
4.
Dozerbladhendel
Met de dozerbladhendel kan het dozerblad worden geheven en neergelaten. Het dozerblad kan worden neer-
gelaten door de hendel naar voren te drukken; het kan worden geheven door de hendel naar achteren te trek-
ken.
5.
Startschakelaar
De startschakelaar dient als hoofdschakelaar van de complete graafmachine alsmede als schakelaar voor
het voorgloeien en starten van de motor.
6.
Potentiometer voor motortoerental-instelling
Met de potentiometer kan de gebruiker het motortoerental traploos instellen.
7.
Schakelaar AUTO IDLE
Met deze schakelaar wordt de AUTO IDLE-sturing in- resp. uitgeschakeld. De AUTO IDLE-sturing zorgt er-
voor, dat het met de potentiometer gekozen motortoerental – voor zover geen bedieningselement wordt be-
diend – na ca. 4 s op het stationair toerental terugvalt. Zodra een bedieningselement wordt bediend, stijgt het
motortoerental onmiddellijk weer tot het voorheen gekozen motortoerental. Bij ingeschakelde AUTO IDLE-
sturing brandt de controlelamp in de schakelaar.
8.
Schakelaar debiet-instelling
Met de schakelaar kan de bediener het debiet van de hydraulische olie voor het extra circuit instellen.
9.
Ventilatorschakelaar (cabine-uitvoering)
Met de ventilatorschakelaar wordt de ventilator ingeschakeld. De luchtstroom kan op STERK (HI) of ZWAK
(LO) worden afgesteld.
10. Handmatige motorstop
Met deze installatie kan de gebruiker de motor met de hand uitschakelen.
11. Display- en bedieningseenheid
De functies van de display- en bedieningseenheid zijn in de paragraaf Beschrijving van de display- en bedie-
ningseenheid (blz. 50) beschreven.
12. Controlelamp snelrijstand
De controlelamp rijstand "snel" brandt, wanneer rijstand "snel" is ingeschakeld.
13. Schakelaar zwaailamp
Met deze schakelaar wordt de zwaailamp (accessoire) in- en uitgeschakeld.
14. Polssteun
De polssteun zorgt ervoor, dat de gebruiker de bedieningshendel kan gebruiken zonder snel moe te worden.
RG658-8144-4
08/2018
49