4.1 Bedrijfsmodi
Start de pomp niet wanneer de atmosfeer
in de put mogelijk explosiegevaarlijk is.
De pompen zijn bedoeld voor bedrijf met tussenpo-
zen (S3). Bij volledige onderdompeling in de ver-
pompte vloeistof kunnen de pompen ook continu
draaien (S1). Zie afb. 4.
Afb. 4
Bedrijfsniveaus
S3 onderbroken bedrijf
S3 bedrijf in een serie werkcycli van 10 minuten
(TC). Elke cyclus heeft een periode met constante
belasting van 4 minuten, gevolgd door een rustperi-
ode van 6 minuten. Het thermisch evenwicht wordt
niet bereikt tijdens de cyclus. Zie afb. 5.
In deze bedrijfsmodus is de pomp gedeeltelijk onder-
gedompeld in de omringende vloeistof. Het minimale
vloeistofniveau is de bovenkant van de kabelinvoer.
P
Bedrijf
Stop
Afb. 5
S3-bedrijf
S1
S3
TC
t
S1, continu bedrijf
In deze bedrijfsmodus kan de pomp continu draaien,
zonder deze te stoppen voor koeling. Doordat de
pomp volledig is ondergedompeld, wordt deze vol-
doende gekoeld door de omringende vloeistof. Zie
afb. 6.
P
Bedrijf
Stop
Afb. 6
S1-bedrijf
4.2 In- en uitschakelniveaus
Het verschil in niveau tussen in- en uitschakelen kan
ingesteld worden door de vrije kabellengte aan te
passen.
Lange vrije kabel = groot niveauverschil.
Korte vrije kabel = klein niveauverschil.
Let op de volgende twee punten.
•
Om aanzuigen van lucht en trillingen te voorko-
men, brengt u de uitschakelniveauschakelaar
zodanig aan dat de pomp wordt gestopt voordat
het vloeistofpeil lager komt te liggen dan de
bovenrand van de klem op de pomp.
•
Monteer de inschakelniveauschakelaar zodanig
dat de pomp wordt ingeschakeld bij het vereiste
niveau; de pomp moet echter altijd worden inge-
schakeld voordat het vloeistofniveau de onderste
instroomleiding naar de put bereikt.
De CU 100 mag niet worden gebruikt voor
Ex-toepassingen.
Afb. 7
In- en uitschakelniveaus
t
Alarm
Start
Stop
11