Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling
Activering uitgangsgroep testen
Ga als volgt te werk om de activering van de uitgangsgroep te testen:
1. Selecteer Test in het hoofdmenu en selecteer Uitgang groepen.
2. Selecteer de ID van de uitgangsgroep die u wilt testen en selecteer
vervolgens JA (om de uitgangsgroep te activeren) of NEE (om de
uitgangsgroep uit te schakelen).
3. Druk op de jog-draaiknop om de test te beëindigen.
4. Druk op F2 (Verlaten) om het menu te verlaten.
Melders zoeken
Selecteer Locatie detector om een lusmelder-LED te activeren. Hiermee kunt u
de locatie van een melder in de installatie vinden. U moet beschikken over een
netwerkstatus-ID van een externe melder-LED om deze te activeren.
Ga als volgt te werk om een melder te zoeken:
1. Selecteer Test in het hoofdmenu en selecteer Locatie detector.
2. Selecteer het lusnummer, Alle lussen of Remote (indien Remote is
geselecteerd, voert u het netwerk-ID, lusnummer en melderadres in wanneer
u daarom wordt gevraagd).
Er wordt een overzicht van alle melders in de geselecteerde lussen
weergegeven.
3. Selecteer de corresponderende melder en druk vervolgens op de jog-
draaiknop om de melder-LED te activeren. Druk opnieuw op de jog-draaiknop
om de melder-LED uit te schakelen.
4. Druk op F2 (Verlaten) om het menu te verlaten.
Externe functies of melders testen
Selecteer de Remote test om externe functies of melders te testen. U moet
beschikken over het netwerkstatus-ID van de externe functie of melder die u wilt
testen.
Ga als volgt te werk om externe functies of melders te testen:
1. Selecteer Test in het hoofdmenu en selecteer vervolgens Remote test.
2. Selecteer Paneel en voer vervolgens het netwerkstatus-ID van de centrale in.
3. Selecteer Detect. en vervolgens Melder, Zone of Groep. Voer de lus en
adresgegevens van de lus, het zonenummer of het groepsnummer in.
Geef voor melders het lusnummer en het melderadres op in de notatie L.DDD
(bijvoorbeeld, 1.089 voor melder 89 in lus 1).
66
Installatiehandleiding serie 2X-A