Indien een uitgang niet wordt gebruikt, moet de einde lusweerstand van 15 kΩ
tussen de ongebruikte aansluitklemmen worden geïnstalleerd om een open
circuitfout op de uitgang te voorkomen. Niet-gebruikte uitgangen moeten worden
geconfigureerd als klasse B.
Einde luscomponenten voor uitgangen zijn opgenomen in de accessoireset die
bij uw centrale is verschaft.
Opmerking:
De uitgangsafsluiting verschilt voor gangbare en EN 54-13-
installatietypes. Let erop dat de juiste afsluiting wordt geïnstalleerd voor uw
installatie.
Uitgangspolariteit
Alle uitgangen zijn polariteitgevoelig. Houd rekening met de polariteit of installeer
een diodetype 1N4007 of een soortgelijke diode om omgekeerde activerings-
problemen als gevolg van supervisie van omgekeerde polariteit te voorkomen.
Externe apparaten aansluiten
Sluit externe apparaten aan op 24 V AUX zoals in Afbeelding 14 op pagina 35
wordt aangegeven.
Configureerbare uitgangen
Het aantal configureerbare uitgangen is afhankelijk van het model centrale en
output-klasseconfiguratie, zoals hieronder wordt getoond.
Tabel 18: Configureerbare uitgangen voor centrales [1]
Centrale
Paneel met één lus
Paneel met twee lussen
Centrale met twee lussen
en lusuitbreidingskaart
[1] Repeaterpanelen beschikken niet over configureerbare uitgangen.
Configureerbare opties voor elke uitgang zijn als volgt:
•
Signaalgeveruitgang (standaardinstelling)
•
Doormelduitgang
•
Besturingsapparaatuitgang
•
Programmeeroptie
•
Brandmelduitgang
•
Storingsuitgang
Zie "Veldconfiguratie" op pagina 105 voor de configuratie van de uitgang.
Installatiehandleiding serie 2X-A
Configureerbare uitgangen
(Klasse B)
2 (OUT1 en OUT2)
4 (OUT1 t/m OUT4)
8 (OUT1 t/m OUT8)
Hoofdstuk 2: Installatie
Configureerbare uitgangen
(Klasse A)
1 (OUT1/OUT2)
2 (OUT1/OUT2 en OUT3/OUT4)
4 (OUT1/OUT2, OUT3/OUT4,
OUT5/OUT6 en OUT7/OUT8)
41