Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling
Configuratie op afstand uitschakelen/inschakelen
Gebruik het menu Aan/Uit om systeemfuncties en apparaten in een
brandnetwerk op afstand in en uit te schakelen. Uitgeschakelde functies en
melders geven geen fouten of brandmeldingen aan.
Als u zones in alarm op afstand uitschakelt, moet u de centrale die is gekoppeld
aan de zone in alarm resetten om de handeling te voltooien.
Een systeemfunctie of apparaat op afstand in- of uitschakelen
Een functie of apparaat op afstand uitschakelen:
1. Selecteer Uitschakelen/inschakelen op afstand in het hoofdmenu en selecteer
vervolgens Rem. uitgeschakeld.
2. Selecteer Paneel en selecteer vervolgens ALLES of Netwerk-ID om het
bereik van de opdracht voor uitschakelen/inschakelen op afstand te
definiëren (alle panelen in het netwerk of een enkel paneel in het netwerk).
3. Selecteer Detect. en vervolgens Zone, Melder, Groep of Paneel.
Voer het groepsnummer, het adres of de ID in voor het element dat u wilt in-
of uitschakelen. Zie Tabel 67 op pagina 139 voor meer informatie.
Als de ingevoerde groep, het adres of de ID niet bestaat, wordt er geen actie
ondernomen.
4. Selecteer Kanaal.
Voer indien nodig het kanaal in. Zie Tabel 67 op pagina 139 voor meer
informatie
5. Selecteer Aktief en selecteer vervolgens NEE (om een functie of apparaat uit
te schakelen) of JA (om een eerder uitgeschakelde functie of apparaat in te
schakelen).
6. Druk op F4 (Enter) en vervolgens op F1 (Terug).
7. Druk op F2 (Verlaten).
138
Installatiehandleiding serie 2X-A