Smeren
Smeer de machine volgens het tijdschema op de
instructiesticker Controle en Onderhoud (Fig. 29) onder de
bestuurdersstoel. De machine moet vaker worden gesmeerd
bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden.
Smeren met Nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor
algemene doeleinden.
Methode van smeren
1. Schakel de aftakas uit, zet de motor af en haal het
sleuteltje uit het contact.
2. Smeernippels reinigen met een doek. Indien nodig verf
van de voorkant van de nippels afkrabben.
3. Zet een smeerpistool op de nippel. Spuit vet in de
nippels totdat er nieuw vet bij de lagers naar buiten
komt.
4. Overtollig vet opnemen.
Smeerpunten
Pomp vet in de smeernippels volgens het tijdschema op de
instructiesticker Controle en Onderhoud (Fig. 29) onder de
bestuurdersstoel.
Figuur 29
De lagers smeren
Het maaidek moet regelmatig worden gesmeerd; zie
Aanbevolen Onderhoudsschema, blz. 20. Smeren met Nr. 2
vet op lithium- of molybdeenbasis voor algemene
doeleinden.
1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking,
verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels(s) los
van de bougie(s).
2. Pomp vet in de smeernippels op de drie aslagers
(Fig. 30).
3. Smeer het draaipunt van de spanpoelie (Fig. 30).
Figuur 30
Bovenaanzicht
Bandenspanning controleren
Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de
voorgeschreven spanning hebben. Een ongelijke
bandenspanning kan leiden tot onregelmatige
maairesultaten. Controleer de spanning bij het ventiel om
de 50 bedrijfsuren of maandelijks, waarbij de kortste
periode moet worden aangehouden (Fig. 31). De
bandenspanning kan het best bij koude banden worden
gecontroleerd.
Achterbanden: 90 kPa
Voorwielen (zwenkwielen): 139 kPa
Figuur 31
1. Ventiel
28
m–5157
1
m–1872