Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Veiligheid staat voorop
Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in
het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze
informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders,
dieren en uzelf voorkomen.
Bedieningsorganen
Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen
(Fig. 2 en 3) voordat u de motor start en de machine in
gebruik neemt.
4
2
3
Figuur 2
1. Contactschakelaar
2. Gashendel/Choke
1
3
Figuur 3
1. Schakelhendel
2. Parkeerremhendel
1
m–5135
3. Aftakas
4. Koplampen—optioneel
1
2
m–5134
3. Maaihoogtehendel
13
Parkeerrem
Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine
stopt of deze onbeheerd achterlaat.
Parkeerrem in werking stellen
1. Zet de schakelhendels (Fig. 3) in de neutraalstand.
2. Trek de parkeerrem naar achteren en onhoog om deze in
werking te stellen (Fig. 4). De parkeerremhendel moet
vast blijven staan op Ingeschakeld.
Belangrijk
Stel de parkeerrem niet in werking als de
machine in beweging is. Hierdoor kan schade aan het
aandrijfsysteem ontstaan.
1
2
Figuur 4
1. Parkeerrem—In werking
Parkeerrem vrijzetten
Duw de parkeerremhendel naar voren en naar beneden om
de parkeerrem vrij te zetten (Fig. 4).
Starten en stoppen van de
motor
Starten
1. Open de brandstofafsluitklep onder de voorzijde van de
brandstoftank.
2. Neem plaats op de bestuurdersstoel en zet de
schakelhendels in de neutraalstand.
3. Stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerrem in
werking stellen, blz. 13.
m–4121
2. Parkeerrem—Buiten
werking