Bij een storing in het systeem of als
het systeem door tijdelijke omstan‐
digheden niet operationeel is, dan
verschijnt er een melding in het Driver
Information Centre. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Let op
Elke nieuwe auto moet worden
gekalibreerd. Rijd voor optimale
prestaties zo spoedig mogelijk een
stuk op een rechte snelweg met
objecten aan de kant van de weg,
bijv. vangrails en afsluitingen.
Waarschuwing wisselen
van rijstrook
Behalve het dodehoeksysteem
3 219 herkent ook de waarschuwing
wisselen van rijstrook snel naderende
achterliggers op rijstroken naast uw
auto.
Het systeem waarschuwt visueel in
elke buitenspiegel bij het detecteren
van snel naderende achterliggers.
De radarsensoren zitten in de achter‐
bumper.
9 Waarschuwing
De waarschuwing wisselen van
rijstrook vervangt niet het kijken
door de bestuurder.
Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Wanneer het systeem een aanzienlijk
snellere achterligger detecteert, licht
het gele waarschuwingssymbool
F in de desbetreffende buitenspie‐
gel op. Als u vervolgens de richting‐
aanwijzers gebruikt, gaat het waar‐
schuwingssymbool F geel knippe‐
ren om u te waarschuwen voor het
wisselen van rijstrook.
De waarschuwing wisselen van
rijstrook werkt bij alle snelheden.
Rijden en bediening
Als de auto wordt gestart, lichten
beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het
systeem operationeel is.
221