198
Rijden en bediening
● De radarsensor bedekt is met
een laagje ijs of water.
● Er een storing wordt geconsta‐
teerd in de radar, camera, motor
of het remsysteem.
● De remmen moeten afkoelen.
Daarnaast wordt het systeem auto‐
matisch gedeactiveerd bij auto's met
een automatische versnellingsbak
(adaptieve cruisecontrol met volledig
snelheidsbereik) wanneer:
● De op- of aflopende helling is
steiler dan 20%.
● De elektrische parkeerrem wordt
ingeschakeld.
● Het systeem de auto langer dan
5 minuten staande houdt.
● De auto stopt, de veiligheidsgor‐
del van de bestuurder is losge‐
daan en het bestuurdersportier is
geopend.
Wanneer de adaptieve cruisecontrol
wordt gedeactiveerd, verandert
controlelampje C van groen in wit en
verschijnt er een pop-upbericht op het
Driver Information Center.
De opslagen snelheid wordt aange‐
houden.
De opgeslagen snelheid verschijnt
tussen haakjes op het Driver Informa‐
tion Center wanneer het systeem
wordt gedeactiveerd maar niet wordt
uitgeschakeld.
Het symbool van de adaptieve crui‐
secontrol C verandert van groen in
wit wanneer het systeem wordt
gedeactiveerd maar niet wordt uitge‐
schakeld.
9 Waarschuwing
Na het deactiveren van de adap‐
tieve cruise control moet de
bestuurder onmiddellijk de
controle over het remmen en gas
geven overnemen.
Systeem uitschakelen
Druk op v om de adaptieve cruise‐
control uit te schakelen. Controle‐
lampje C op het Driver Information
Center dooft. De opslagen snelheid
wordt gewist.
Door het uitschakelen van het
contact, wordt ook de adaptieve crui‐
secontrol uitgeschakeld en wordt de
opgeslagen snelheid gewist.
Aandacht van de bestuurder
● Let op met de adaptieve cruise‐
control in bochten of op heuvel‐
achtige wegen, het systeem kan
contact met de voorligger verlie‐
zen en heeft de tijd nodig om
deze opnieuw te detecteren.
● Gebruik het systeem niet op
gladde wegen omdat het snelle
veranderingen in de tractie (door‐
slaan) van de banden kan
veroorzaken, waardoor u de
macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐
trol niet bij regen, sneeuw of
modder, omdat de radarsensor