Selecteer Info, " of het menu ? door
op è op het stuurwiel te drukken.
Druk op å om de modus Resterende
levensduur van de olie te selecteren.
De resterende levensduur van de olie
wordt aangeduid met een percen‐
tage.
Terugzetten
Druk op het Baselevel-display gedu‐
rende enkele seconden op SET/CLR
op de richtingaanwijzer om terug te
zetten. Het contact moet ingescha‐
keld zijn maar de motor moet niet
draaien.
Instrumenten en bedieningsorganen
Druk bij een Midlevel-display op Å
op het stuurwiel. Bevestig het terug‐
zetten door Ja: te kiezen en weer op
Å te drukken. Het contact moet inge‐
schakeld zijn maar de motor moet niet
draaien.
Druk op het Uplevel-display op é op
het stuurwiel om de onderliggende
map te openen. Selecteer Resetten
en bevestig door op Å te drukken.
Het contact moet ingeschakeld zijn
maar de motor moet niet draaien.
Het systeem moet bij elke keer
verversen van de olie worden gereset
om het goed te laten werken. De hulp
van een werkplaats inroepen.
Volgende onderhoudsbeurt
Er verschijnt een bericht op het Driver
Information Center, wanneer er
onderhoud aan de auto vereist is.
Laat de servicebeurt binnen een
week of na maximaal 500 km (afhan‐
kelijk van wat het eerst bereikt wordt)
door een werkplaats laten uitvoeren.
Service-informatie 3 294.
Controlelampen
De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze
beschrijving geldt voor alle instru‐
mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de positie van de
controlelampen verschillen. Bij het
inschakelen van de ontsteking lichten
de meeste controlelampen korte tijd
op bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:
Rood : gevaar, belangrijke herinne‐
ring
Geel
: waarschuwing, aanwijzing,
storing
Groen : inschakelbevestiging
Blauw : inschakelbevestiging
wit
: inschakelbevestiging
Kijk naar alle controlelampjes op de
verschillende instrumentengroepen
3 98.
Richtingaanwijzers
O brandt of knippert groen.
107