Belichtings- en flitscorrectie gebruiken
Soms wordt de belichtingsmeter van de camera door bepaalde
omstandigheden misleid. Dan biedt de belichtingscorrectie uitkomst.
Zo kan bijvoorbeeld een zeer licht tafereel, zoals een sneeuwland-
schap of een zonbeschenen wit strand, te donker op de opname
komen. Pas dan voordat u de opname maakt de belichting aan met
een correctie van +1 of +2 LW om een juiste belichting te krijgen.
In dit voorbeeld ziet het donkere tafereel er op de lcd-monitor
licht en uitgebleekt uit. Door de belichting met -1,5 LW te verminderen
wordt de sfeer van de ondergaande zon behouden.
Flitscorrectie regelt de dosis flitslicht en daarmee de verhouding tussen omgevingslicht en flitslicht.
Dat kan bijvoorbeeld worden gebruikt bij invulflitsen. Een invulflits wordt gebruikt om de diepe scha-
duwen op te heffen op een onderwerp in tegenlicht of in fel zonlicht. Met de flitscorrectie kan de
sterkte van de schaduwopheldering door het flitslicht worden geregeld. Doordat de flitscorrectie de
sluitertijd en het diafragma niet verandert blijft de belichting voor het omgevingslicht gelijk. Door een
negatieve flitscorrectie te geven krijgen de schaduwen minder licht en blijven ze donkerder. Daardoor
blijft het beeld een natuurlijk effect behouden, maar er kunnen ook details in de schaduwen verloren
gaan. Met een positieve flitscorrectie verhoogt u de flitsdosis. Schaduwen kunnen daarmee verdwij-
nen, wat een teer effect kan geven.
Positieve correctie
Geen correctie
Negatieve correctie
74
F
OTOGRAFISCHE BASISPRINCIPES