Bracketing
In deze stand maakt de camera een belichtingstrapje van drie opnamen. Elke opname wordt met een
iets andere belichting gemaakt, zodat later de beste kan worden uitgekozen. Belichtingstrapjes zijn
alleen geschikt voor statische onderwerpen. De bracketing-stand wordt ingesteld in het menu van de
automatische opnamestand (blz. 38) of de basic-sectie van de het menu van de multifunctionele
opnamestand (blz. 56). In de stand superfijn (blz. 48) is bracketing niet mogelijk.
De volgorde van de bracketing-reeks is: normale belichting, onderbelichting en overbelichting. Het
verschil tussen de opnamen kan worden ingesteld op 0,3, 0,5 of 1,0 LW (lichtwaarde, blz. 75). Hoe
hoger de waarde, des te groter is het verschil in belichting tussen de opnamen.
Normaal
Onder
Over
0,3 LW
0,5 LW
1,0 LW
reeks
reeks
reeks
Nadat de bracketing-stand in het menu werd gekozen
verschijnt er een menu waarin de de variatiegrootte
1
kan worden ingesteld. Gebruik de link/rechts-toetsen
(1) van de stuurknop om de bracketingwaarde in te
stellen. Druk op de centrale toets (2) om de instelling
vast te leggen. Wilt u de bracketingwaarde verande-
ren, kies dan opnieuw de bracketingfunctie in het
menu.
2
select
enter
46
A
-
UTOMATISCHE OPNAMESTAND
GEAVANCEERD