1. Draai de zes bevestigingschroeven los en maak
de speling rondom de waaier dicht door de drie
stelschroeven vast te draaien. Draai de schroeven
kruiselings aan om de afdekplaat van de
zuigopening gelijkmatig te verplaatsen.
2. Meet de afstand "L" tussen het inlaatdeksel en het
pomphuis op drie punten naast de stelschroeven,
met voelermaat of passer, en noteer vervolgens
de afstand.
3. Draai de stelbouten los en trek het inlaatdeksel
terug tussen 0,5 en 0,9 mm met behulp van de
zes bevestigingsschroeven (ongeveer één 270°
slag van een M12 bevestigingsschroef) en de
afstand "L" als referentie. Zie afb. Aanpassen van
de waaierspeling.
4. Draai alle stelbouten vast en controleer dat de
afstand "L" bij de drie referentiepunten stabiel is
op de nieuwe waarde.
1
2
Aanpassen van de waaierspeling
Pos.
Beschrijving
1
Instelschroef
2
Bevestigingschroef
H
0,5 - 0,9
Gerelateerde informatie
8.4.1 Dompelpompen, opstellingstypen S, C en ST
8.5 Pompreiniging en -inspectie
Reinig de pompen regelmatig. In geval van nat
geïnstalleerde pompen: til de pompen uit de put en
reinig ze ter plekke. Spuit de pomp aan de buitenkant
af met een hogedrukreiniger op een maximum van
100 bar. Verwijder aangekoekt vuil van de motor om
een goede warmtegeleiding te waarborgen. Hiervoor
kan een mild reinigingsmiddel dat is goedgekeurd
voor afvoer naar het rioolstelsel worden gebruikt. De
pompen kunnen worden gereinigd met een zachte
borstel, indien nodig.
Visuele inspectie van de pomp moet het volgende
omvatten:
•
Controle op barsten of andere externe schade.
•
Controle van hijsbeugel en hijsketting op slijtage
en corrosie.
692
•
•
•
•
De pompen zijn voorzien van een ontluchtingsklep
aan de bovenzijde van de koelmantel. De klep kan zo
nodig worden verwijderd en gereinigd. Reinig de
ontluchtingsopening voordat u de klep terugplaatst.
8.6 Motorkabels
Gebruik alleen geschikte en door de fabrikant
goedgekeurde kabels.
8.6.1 Kabeldoorvoeren
Maak de kabeldoorvoeren op het bovenste
motordeksel vast door de schroeven gelijkmatig één
voor één aan te draaien totdat de kabeldoorvoeren
plat tegen het bovenste deksel aan liggen.
H
De minimale buigstraal voor kabels is aangegeven in
de volgende tabel:
Serie
2
8.7 Reserveonderdelen
Beschadigde motoronderdelen moeten altijd worden
vervangen door nieuwe en goedgekeurde
onderdelen.
Zorg dat de motorkabels niet beschadigd raken.
Inspectie van zichtbare onderdelen van de
kabeldoorvoeren op scheuren.
Controleer of de kabels stevig zijn aangesloten op
het bovenste motordeksel.
Controle van alle zichtbare schroeven op
loszitten. Zo nodig aandraaien.
Kabeldiame-
Kabeltype
7 x 1,5 mm
50
54
7 x 2,5 mm
58
4 x 6,0 mm
4 x 6,0 mm
62
4 x 10,0 mm
4 x 16,0 mm
Voedings-
4 x 10,0 mm
kabels
66
4 x 16,0 mm
4 x 25,0 mm
4 x 25,0 mm
4 x 35,0 mm
70
4 x 50,0 mm
4 x 70,0 mm
Besturings-
Alle
7 x 1,5 mm
kabels
Min. buig-
ter
straal [cm]
2
10
2
11
2
10
2
10
2
14
2
16
2
14
2
16
2
19
2
19
2
21
2
25
2
28
2
10