174
* Indicaties 23 en 24 worden weergegeven wanneer [Autofocusstand] is
ingesteld op I en de camera gezichten van één of meerdere personen
detecteert. Als het onderwerp scherp is, dan wordt een groen kader
weergegeven. Dit kader wordt rood als het onderwerp niet meer scherp is.
Beschikbare bewerkingen
M-knop
|-knop
Houd de knop 4
4
ingedrukt
4-knop
Vierwegbesturing
(2345)
*1 Alleen beschikbaar wanneer [Autofocusstand] ingesteld is op I of i, en de
scherpstelstand l is of de AF-punt-kiezer ingesteld is op j (Selecteren).
3
Maak de beeldcompositie op de monitor en druk
de ontspanknop tot halverwege in.
Het autofocussysteem treedt in werking.
Als de scherpstelstand ingesteld is op \, draait u aan
de scherpstelring tot het onderwerp scherp op het scherpstelscherm
wordt weergegeven.
4
Druk de ontspanknop helemaal in.
De opname wordt gemaakt.
Hiermee wordt het beeld vergroot.
2, 4 of 6 maal de oorspronkelijke grootte (wanneer
de scherpstelstand is ingesteld op =)
2, 4, 6, 8 of 10 maal de oorspronkelijke grootte
(wanneer de scherpstelstand is ingesteld op \)
Hiermee keert het weergavegebied terug naar het
midden (tijdens vergroot beeld).
Hiermee wordt de functie van de vierwegbesturing
*1
(2345) overgeschakeld naar wijziging van AF-punt
of bediening met de richtingsknoppen.
*1
Hiermee keert de positie van het AF-punt terug naar
het midden (wanneer wijziging van AF-punt
ingeschakeld is).
Wijzigt het AF-punt (wanneer wijziging van AF-punt
ingeschakeld is).
Verplaatst het weergavegebied (tijdens vergrote
weergave).