1
Zorg ervoor dat [Shake Reduction] is ingesteld op k (Aan)
en zet de camera uit.
Zie "Reductie van verticale en horizontale camerabewegingen" (p.142)
voor bijzonderheden.
2
Bevestig een objectief en zet de camera aan.
Het scherm [Inv brandp afstand] verschijnt.
3
Draai aan de e-knop aan
de achterzijde (S) om de
brandpuntsafstand in te stellen.
Selecteer uit de volgende
brandpuntsafstandwaarden.
(De standaard instelling is 35 mm.)
8
10 12 15 18 20 24 28 30 35
40 45 50 55 65 70 75 85 100 120
135 150 180 200 250 300 350 400 450 500
550 600 700 800
• Als de brandpuntsafstand voor uw objectief niet hierboven vermeld wordt,
selecteert u de waarde die het dichtst bij de daadwerkelijke
brandpuntsafstand ligt (voorbeeld: [18] voor 17 mm en [100] voor 105 mm).
• Als u een zoomobjectief gebruikt, selecteer dan de feitelijke
brandpuntsafstand met de zoominstelling die wordt gebruikt.
4
Druk op de knop 4.
De camera is gereed voor het maken van een opname.
Om de instelling voor brandpuntsafstand te wijzigen, gebruikt u [Inv brandp
afstand] in het menu [A Opnamemodus 4].
Inv brandp afstand
120
100
MENU
Annul.
145
135
4
OK
OK