Multi-turn aandrijvingen SA 07.1 – SA 30.1/SAR 07.1 – SAR 30.1
met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1
15.2 Instelling van het wegschakelmechanisme controleren
15.3 Wijze van afschakelen controleren
15.4 PTC-tripping device (optie) controleren
26
.
Keuzeschakelaar in de stand UIT (0) zetten (afbeelding 34).
Afb. 34: Keuzeschakelaar UIT
In de stand UIT blijft de voedingsspanning van de besturings-
eenheid behouden.
.
.
Aandrijving handmatig in de beide eindstanden van de afsluiter brengen.
Controleren of het wegschakelmechanisme voor beide eindstanden juist
ingesteld is. Hierbij erop letten dat elk van de schakelaars in de desbetref-
fende eindstand wordt bediend en na het omkeren van de draairichting weer
wordt vrijgegeven. Indien dit niet het geval is, dient het wegschakelmecha-
nisme opnieuw te worden ingesteld.
.
Indien het wegschakelmechanisme goed ingesteld is:
.
Keuzeschakelaar in de stand lokale bediening (I) zetten (afbeelding 31).
Test via lokale bediening door middel van drukknoppen OPEN - STOP -
DICHT verrichten.
De afsluiterfabrikant bepaalt of de afschakeling in de eindstanden weg- of
.
draaimomentafhankelijk dient te geschieden.
Voor de controle van de instelling zie bladzijde 33, hoofdstuk 20.2.
.
Keuzeschakelaar in de stand TEST draaien (afbeelding 35).
Bij correct functioneren wordt het aanspreken van de motorbescherming via
de verzamelstoringsmelding (zie schakelschema) en via de signaallamp
'storing' op de locale bediening gesignaleerd.
Afb. 35: Keuzeschakelaar TEST
.
Keuzeschakelaar in de stand RESET draaien (afbeelding 36):
Bij correct functioneren wordt de storingsmelding gereset.
Afb. 36: Keuzeschakelaar RESET
Wordt in de keuzeschakelaarstand TEST geen storing in werking gezet dient
de bekabeling en de keuzeschakelaar door AUMA service gecontroleerd te
worden.
.
Indien geen verdere opties (hoofdstuk 16. tot 18.) zijn in te stellen:
schakelruimte sluiten (zie bladzijde 31, hoofdstuk 19.).
Bedieningsinstructies