Figuur 70
1. Stang en veer gedeeltelijk
geplaatst
2. Lange uiteinde van de veer
geplaatst in de inkeping in
de geleiderbeugel
5. Bevestig de stand en veer door deze zo te buigen
dat het korte uiteinde van de stand achter de
voorste beugel op het maaidek kan worden geplaatst
(Figuur 70).
Belangrijk: De grasgeleider moet onder
veerspanning omlaag worden gehouden. Til de
grasgeleider omhoog om te controleren of deze
volledig omlaag klapt.
2
1
3
G006049
4
3. Stang, korte uiteinde,
geplaatst achter
maaibeugel
4. Kort uiteinde, bevestigd
met maaibeugel.
Reiniging
Onderkant van maaimachine
wassen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of
dagelijks—Maaikast reinigen.
Nadat u de maaimachine heeft gebruikt, moet u de
onderkant van de machine telkens wassen om te
voorkomen dat er zich gras verzamelt. Hierdoor wordt
gras beter fijn gemaakt en het maaisel beter verstrooid.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak
en schakel de aftakas uit.
2. Zet de rijhendels naar buiten in de neutrale
vergrendelstand, schakel de motor uit, verwijder het
contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende
delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurdersstoel verlaat.
3. Bevestig de slangkoppeling aan de wasaansluiting
van de maaimachine en draai de waterkraan helemaal
open (Figuur 71).
Opmerking: Smeer vaseline op de O-ring van de
wasaansluiting om de koppeling gemakkelijker te
bevestigen en de O-ring te beschermen.
1
G012226
5
1. Wasaansluiting locaties
2. Wasaansluiting
3. O-ring
4. Zet het maaidek in de laagste maaistand.
5. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de
motor. Schakel de aftakas in en laat de machine één
tot drie minuten lopen.
49
2
3
4
Figuur 71
4. Slang
5. Snelkoppeling